de Volkskrant van 23 december 1989, Kunst, recensie
Hans Vonk en Residentie Orkest spelen weer als vanouds samen
Vivaldi en Schubert, door het Residentie-Orkest onder leiding van Hans Vonk en Jaring Walta.
Dr. Anton Philipszaal, Den Haag.
Het Residentie Orkest heeft vier woelige weken achter de rug. Onmin en conflicten in de artistieke
leiding culmineerden in het uitwisselen van ultimata tussen chef-dirigent Hans Vonk en het orkestbestuur.
Het hoogtepunt van de crisis is inmiddels gepasseerd. Twee dagen voor hij (voor het eerst sinds
september) weer met het orkest moest optreden legde Vonk zijn hoofd, dat dreigde te rollen, in de
schoot. Hij betuigde spijt en beloofde het uit te praten met de musici, die inmiddels hun vertrouwen
in hem hadden opgezegd.
Er hangt nog steeds een stofwolk om het strijdtoneel, die vooral de oorzaken van de vechtpartij aan
het zicht onttrekt. Maar aan beide kanten zijn de bloedneuzen en blauwe plekken te tellen. Zakelijk
directeur Ben van der Meer houdt het na dit conflict voor gezien en vertrekt alsnog over twee maanden.
De positie van artistiek directeur Theo Muller is nog steeds onzeker.
En Vonk zelf zal weer in het reine moeten zien te komen met alle betrokkenen.
En wat heeft dat allemaal te maken met Schuberts Negende Symfonie? Geen snars. Althans, zo lang de
combinatie Vonk/Residentie Orkest daardoor niet verbroken wordt. Het koppel liet donderdag horen dat,
als er eenmaal noten op de lessenaars staan, de muziek het enige is dat nog telt.
Dat Vonk bij de inzet van het Scherzo wat startproblemen had; dat het koper in de ruime (en
kennelijk nog steeds niet geheel vertrouwde) akoestiek van de Dr. Anton Philipszaal soms met overmatige
barsheid te werk ging; en dat Vonks benadering aanvankelijk, en vooral in het Andante, wat
afgemeten klonk om pas in de Finale plaats te maken voor gulle, maar goed gedoseerde porties orkestklank
aan de zicht- en hoorbaar goede samenwerking tussen orkest en dirigent deed dat alles niets af.
Het was boeiend om te zien hoe Vonk in het openingsdeel op gezette tijden nauwelijks nog takteerde,
maar alleen met geheven linkerhand nu eens de strijkers wat afdempte, dan weer de blazers deed
aanzwellen.
Genieten
Met dat al had de uitvoering op mij niet het effect van de door Schumann aan deze symfonie
toegeschreven Himmlische Länge. De hemelse vervoering bleef uit; daarentegen was er zo veel
te genieten in deze gedetailleerde uitvoering dat het stuk haast te gauw voorbij was.
Voorafgaand aan Schuberts Negende speelde een klein strijkersensemble uit het orkest, aangevoerd
door solist Jaring Walta, Vivaldi's Vier Jaargetijden. Zonderling genoeg klinkt dat stuk beter
op moderne dan op historische instrumenten, zeker als het zo licht en zuiver gespeeld wordt als in dit
geval. Het is natuurlijk goed mogelijk dat je oren dit stuk niet in een andere klankgeving accepteren
dan die waarin hei ze jarenlang uit allerlei bronnen (van Radio 4 tot winkelcentrum-muzak) is toegediend.
Het concert bevatte één werkelijke dissonant. Dat was de halve seconde sirenegeloei
die tijdens het derde deel van La primavera het publiek een onverhoedse schok bezorgde. Maar de
musici lieten zich er niet door van de wijs brengen.
© Frits van der Waa 2006