de Volkskrant van 5 januari 1990, Kunst, recensie
Alternatieven voor almaar Dikkertje Dap
Poulenc (Babar) en Debussy (De doos met speelgoed), verteld en gespeeld door pianiste Monique Copper.
BVHaast 8907.
Wil je je kinderen behoeden voor de muzikale rachitis die een eenzijdig dieet van Dikkertje Dap en
Kinderen uoor kinderen ten gevolge kan hebben, dan is er weinig keus voor volwassenen
bedoelde vitaminestoten als Vivaldi's Vier jaargetijden of Moessorgski's
Schilderijententoonstelling daargelaten. Muziek voor kinderen is, anders dan kinderliteratuur,
een nagenoeg verwaarloosd genre.
Gelukkig zijn er uitzonderingen.
BVHaast heeft een voorbeeldig verzorgde cd uitgegeven met Poulencs Babar en Debussy's De doos
met speelgoed. Pianiste Monique Copper speelt de beide stukken al verscheidene jaren in de vorm van
familieconcerten-met-dia's. De illustraties, teksten en notenvoorbeelden in het bij de cd gevoegde
boekje benaderen de sfeer van die voorstellingen uitstekend.
Het veriaal van het olifantje Babar is ook voor heel kleine kinderen volkomen begrijpelijk. Het
ietwat burgerlijke geluk is belichaamd in mooie kleren. autorijden. taartjes eten en trouwen. Wel
komen er ook, met achteloze bruutheid, twee sterfgevallen in voor, waarvan het eerste (een jager schiet
Babars moeder dood) sommige tere kinderzielen zou kunnen schaden. Maar die mogelijkheid kunnen de
opvoeders het beste zelf beoordelen.
Omdat Poulenc vrijwel elk plaatje uit Jean de Brunhoffs eerste Babarboekje van een muzikale
illustratie heeft voorzien kan het geen kwaad om de bij Querido verschenen pocketuitgave erbij aan te
schaffen. Het cd-boekje bevat er maar een paar.
Anders dan bij Babar, waarin gesproken woord en muziek elkaar steeds afwisselen, laat Copper
het poppenballet in Debussy's doos met speelgoed (La boite à joujoux) slechts voorafgaan
door een korte samenvatting van de inhoud. Dat kan ook niet anders, want het stuk is een doorlopende
compositie, waarin allerlei herkenningsthemaatjes opduiken en met elkaar verweven worden.
Op de cd blijft dat spel, zelfs met steun van de illustraties, aan de abstracte kant, en is daarom
meer iets voor enigszins gevorderde luisteraartjes.
Dat de beide composities als alle goede kinderliteratuur ook volwassenen kunnen boeien
hoeft geen betoog. Hoewel Coppers verteltrant ietwat overbeklemtoond aandoet en haar pianistische
behandeling van de snelle passages aan het onbeheerste grenst, zijn de bonhomie van Poulenc en het
feeërieke simplisme van Debussy bij haar in goede handen.
Prokofjev (Peter en de wolf) en Tsjaikovski (Notenkraker-Suite), door de Boston Pops o.l.v. John
Williams. Verteller: Leoni Jansen. Philips 412 554-2.
Het onovertroffen muzieksprookje is nog altijd Prokofjevs Peter en de wolf. Veel muzikale
karaktertekening, weinig tekst, en reeds bruikbaar voor driejarigen. Weliswaar verorbert de wolf een
eend, maar zoiets is, getuige Roodkapje en ook volgens Prokofjev, niet dodelijk.
Philips brengt een voordelige heruitgave van de cd uit 1986. Kennelijk gaat het om een oorspronkelijk
Amerikaanse versie, heel aardig gespeeld door de (ooit van gehoord?) Boston Pops, en vlot ingesproken
door Leoni Jansen (toen nog van het Jeugdjournaal). Er is wel wat op aan te merken. De tekst is vrij
bewerkt en bevat een overmaat aan geforceerde lolligheden; Hij is volkomen overbodig
afgedrukt in het boekje, dat naast een verouderde biografie van Jansen een lege pagina bevat. Daarop
had heel goed de ontbrekende toelichting bij het "opvullende" stuk, Tsjaikovski's Notenkrakersuite,
afgedrukt kunnen worden.
Maar twee tientjes is niet te veel gevraagd. Gefortuneerde ouders kunnen er nog de prachtig
geïllustreerde, maar prijzige Ploegsma-uitgave bij kopen.
Ondertussen is de voordeligste koop een sprookjes-lp van het Residentie Orkest uit 1986: een
orkestrale Babar, Peter en nog drie muziekverhalen, waaronder Loevendie's Nachtegaal, verteld door
onder anderen Frank (Sesam Straat) Groothof. Redelijke uitvoeringen voor een krats, alleen via het
Residentie Orkest te bestellen.
Robin Williams/ Ry Cooder: Pecos Bill. Windham Hill 0709.
Kelly McGillis/ Mark Isham: Thumbelina. Windham Hill 0712.
Nee, dan Amerika, daar werken ze ten minste aan nieuw repertoire. Het label Windham Hill, groot
geworden met new age-muziek, heeft onder de titel Rabbit Ears een eigen oorspronkelijke
serie opgezet. Klassieke sprookjes (tot nog toe veel Grimm, Anderseren en Kipling), verteld door sterren
van het Witte Doek als Jack Nicholson, Meryl Streep en Jeremy Irons, en van een exclusieve soundtrack
voorzien door respectabele, zo niet vermaarde musici van diverse komaf. Superieure geluidskwaliteit.
Tot nog toe zijn er dertien afleveringen verschenen.
Twee voorbeelden: Pecos Bill, verteld door Robin Williams (Garp) op muziek van Ry
Cooder; en Thumbelina, verteld door Kelly McGillis en met muziek van Mark Isham.
Thumbelina (Andersens Duimelijntje) is door Isham geïllustreerd met lieflijke
new age-jazz, waarin lange bourdons en schitterend rietenwerk van Paul McCandless de toon
bepalen. De haast onopvallende basspeler is Charlie Haden. Het mooist zijn de in basklarinet-timbres
geschilderde portretten van de Pad en de Mol, de twee "kwade" karakters in het verhaal.
De combinatie Williams/Cooder leidt in de legende over de door coyotes opgevoede cowboy Pecos
Bill tot ongekende resultaten. In een fragment uit de tekst lijkt de essentie daarvan besloten:
"Coyote lingo and Texican were almost the same language: basically a lot of howls and vawels."
Dat geldt ook voor het opwindende huwelijk tussen klank en gejank dat Cooder en Williams in hun
gezamenlijke, sterk op de blues geënte voordracht tot stand brengen. Hoogtepunt is de scène
waarin Pecos Bill zijn lasso om een cycloon gooit en ten hemel vaart.
Dure plaatjes zijn het wel: de vertelling duurt zo'n 25 minuten, waarna de muzikale highlights
nog eens passeren, maar nu zonder geklets erdoorheen. En aan Nederlandse kinderen is deze bijzondere
serie jammer genoeg niet besteed. Behalve wanneer hun ouders zo gek zijn om, over die instrumentale
reprise heen, het verhaal in te vullen.
© Frits van der Waa 2006