de Volkskrant van 22 januari 1990, Kunst, recensie
Cellist Isserlis vaak er net naast
Rossini, Schumann en Schubert door The London Classical Players en Stephen Isserlis o.l.v. Roger Norrington. Concertgebouw, Amsterdam.
In de Barok-orkesten-serie van het Concertgebouw speelden vrijdag de London Classical Players muziek
die zonder veel omhaal getypeerd moet worden als romantisch. Dat geeft allemaal niets, grenzen
zijn er om verlegd te worden, alleen lijkt het wel tijd te worden om hier en daar de bewegwijzering te
vernieuwen, anders weet binnenkort niemand meer hoe de muziekgeschiedenis is ingedeeld.
Weliswaar stootten dirigent Roger Norrington en zijn authentiek musicerend ensemble hier wel
ongehoord ver door in de 19de eeuw (Schumann componeerde zijn Celloconcert in 1850), maar als je
ziet dat er in de hele zesdelige concertreeks, naast werken van Mozart, Haydn, Beethoven en tijdgenoten,
slechts één stuk wordt gespeeld dat zonder aarzelen als barokmuziek gedetermineerd kan
worden (Bachs Vierde Suite) ja, dan ga je je wel afvragen wat dat woordje "barok" er nog
mee te maken heeft.
Norrington is een meester van het understatement, dat hij op alle fronten inzet. Daarmee weet
hij de voor hem essentiële pieken, contrasten en structuren spiritueel, soms zelfs dramatisch, te
accentueren zonder smakeloos of onbeschaafd te worden. Let wel, het gaat niet om een foefje, veeleer om
een bepaalde esthetiek.
Toch was die benadering niet bij alle uitgevoerde stukken even bevredigend. Ze werkte het beste bij
de drie Rossini-ouvertures, die Schumanns Celloconcert en Schuberts Zesde Symfonie
omlijstten. Rossini's overrompelende guitigheid kreeg een fijnzinnig cachet, dat sterk verschilde van
de brutaliteit die in de meeste andere vertolkingen op de voorgrond treedt. De strijkers van de London
Classical Players kweelden strak en helder als jongenssopraantjes. Norrington doseerde de orkestrale
ondergrond, waaruit, nerveus, de melodische voorslagen op leken te springen, zo vernuftig dat de
motoriek zich steels in de muziek nestelde, nog voor het oor het bewust waarnam. De teleurstellende
prestaties van Stephen Isserlis, solist in Schumanns Celloconcert, wierpen evenwel een schaduw
over het concert. Isserlis haalt een rank geluid uit zijn instrument, maar als je zo dikwijls net naast
de toon zit helpt dat niet veel. Hij modelleerde Schumanns cantilenes bovendien met een overhaaste
onrust, die, hoewel ongetwijfeld geraffineerd bedoeld, omsloeg in een gemaniëreerde voordracht.
Schuberts Zesde kwam er, subieme momenten ten spijt, evenmin overtuigend uit. Norrington
hield zich in het eerste deel te veel op de vlakte, om pas aan het slot daarvan een groot, genuanceerd
geluid te bereiken. In het tweede en vierde deel verkeerden de subtiele veegjes van de strijkers
menigmaal in oneffen gekwispel met de verfkwast. Alleen het Scherzo, met zijn door Norrington
nagenoeg gesuggereerde krimp en groei, bracht een vreugdevolle opwinding teweeg.
© Frits van der Waa 2006