de Volkskrant van 23 februari 1990, Kunst, recensie
Raphael Kwartet snijdt door de ziel in Sjostakovitsj
Raphael Kwartet: Keuris en Sjostakovitsj. Attacca.
Het zou goed zijn als er eens een geldschieter zou besluiten een strijkkwartet te adopteren. Dat
Nederland niet kan bogen op een rijke kwartettencultuur komt onder andere doordat kwartetspelers het
erbij doen. De meesten verdienen hun brood als orkestmusicus, en hebben daardoor maar beperkt de ruimte
om hun liefde voor de kamermuziek uit te dragen.
Tussen het Mondriaan Kwartet, gespecialiseerd in het eigentijdse repertoire, en het Orlando Kwartet
dat zich toelegt op het klassieke werk, bekleedt het Raphael Kwartet een middenpositie. De vier musici
voelen zich vooral thuis in het iets beschaafdere werk uit deze eeuw.
Maar het spelniveau van het ensemble, dat acht jaar geleden geformeerd werd, steekt boven de
beschaafde middenklasse uit. Dat is vooral te horen in de twee Sjostakovitsj-kwartetten die samen met
het tweede Strijkkwartet van Tristan Keuris door Attacca op cd zijn gezet.
Het Achtste en het Dertiende Strijkkwartet horen tot het mistroostigste en kaalste wat zwartkijker
Sjostakovitsj gecomponeerd heeft. Het Raphael Kwartet vindt een goed evenwicht tussen een warme, rijke
ensembleklank en een enigszins klinische, strakke interpretatie. Hoewel het af en toe opduikende
sarcasme wat meer gewicht had kunnen krijgen, bereikt het ensemble in de uitgespaarde, bespiegelende
gedeeltes een diepgang die door de ziel snijdt.
De registratie is mooi, maar genadeloos, en verbloemt niets van de schurende harsklank die meeklinkt
in de ijlste tonen.
Keuris' kwartet uit 1985 is speciaal voor het Raphael Kwartet geschrevenen bevat minder oorstrelende
klanken dan hij gewoonlijk in zijn muziek verwerkt. Het is een solide stuk, met veel actie, veel levenslust,
en veel langsschietende noten en samenklanken. Het kwartet speelt het met volle overtuiging. Maar naast
het werk van Sjostakovitsj heeft dit werk toch het effect van drukdoenerij. Dat het op deze plaat als
openingsstuk fungeert is dan ook heel verstandig.
Kamermuziek van Lex van Delden, door o.a. Edward Witsenburg, Paul Komen en Ronald Hoogeveen.
BFO.
Het Raphael Kwartet, aangevuld met altviolist Jouke van der Leest en cellist Taco Kooistra, levert met
het Sextet van Lex van Delden ook een bijdrage aan de cd die BFO aan de in 1988 overleden
componist, muziekjournalist en bestuurder heeft gewijd.
Dit Sextet uit 1971 is een verrassend scherp geformuleerde muzikale mededeling, die met kop en schouders
boven de andere composities op de plaat uitsteekt. De nadruk op klopmotieven, maar ook de stuwkracht van
de muziek doet vermoeden dat Van Delden hier zijn oor bij Sjostakovitsj te luisteren heeft gelegd.
Uit de overige vier stukken spreekt vooral het grote plezier dat Van Delden had in het uitvinden van
muziek. De uitvoeringen doen dat plezier zoveel recht, dat je vergeet dat zijn uitvindingen, geschreven
in een gematigd modern idioom, soms wat doorbordurend en in harmonisch opzicht wat grauw zijn. Zo is
het eerste Pianotrio een nogal stroef werkstuk. Maar de Saxofoonsonatine is speels en
energiek, terwijl het Impromptu voor harp en het Duet voor fluit en harp, nu eens
flitsend, dan weer feeëriek, een klankrijkdom bieden die in deze opname uitstekend naar voren komt.
Aafje Heynis: Bach, Händel, Brahms e.a. Philips.
Overschrijven uit cd-boekjes hoort natuurlijk niet, maar toch is "ongekunsteld" zo'n rake typering
van de zang van alt Aafje Heynis dat ik het woord graag even leen van toelichter Jan Rubinstein.
De alt Heynis vierde in de jaren vijftig en zestig glorie als oratorium-, lied- en concertzangeres.
Philips brengt in de serie Legendary Classics een compilatie van opnamen uit die tijd. Naast
Bach, Hädel (aria's uit passies en oratoria) en Brahms (Vier ernste Gesänge) bevat de
plaat verscheidene andere korte stukken (o.a. Schubert, Franck en Dvorak).
Bach en Händel, begeleid door de Wiener Philharmoniker, klinken uitstekend, maar bij de
composities met pianobegeleiding lijkt het wel of het instrument achter een gordijn staat. Alleen bij
twee Engelse volksliedjes, waaronder het onvermijdelijke, maar toch bijzonder mooi gezongen
Greensleeves, is de balans onberispelijk. Ook is het kooraandeel in Francks Panis Angelicus
en het Ave Maria van Bach/Gounod wat wrakkig.
Maar wat zou het, het gaat om de stemkunst van Aafje Heynis, en die wordt hier in al haar
natuurlijke verscheidenheid geportretteerd.
Nederlands Kamerkoor: koorwerken van Sweelinck o.l.v. Jan Boeke, Philippe Herreweghe en Peter
Phillips. BFO.
Het Nederlands Kamerkoor heeft zijn tweede cd met koormuziek van Jan Pieterszoon Sweelinck gemaakt.
Weer met drie verschillende dirigenten, en weer met hetzelfde hoogstaande resultaat.
Waar de eerste plaat een keus uit Sweelincks psalmzettingen en motetten bood waarin lichtvoetige,
aan chansons verwante stukken met kleine woordschilderingen overheersten, neigt het repertoire op de
tweede aflevering meer naar het grandioze en abstracte.
Het koor zingt stralend, maar ontplooit soms een wat erg massief geluid, een effect dat nog
versterkt wordt wanneer er partijen instrumentaal verdubbeld worden op zichzelf een
muziekhistorisch verantwoorde praktijk. Vooralsnog is het NKK, traditiegetrouw, de exclusieve
pleitbezorger van Sweelincks vocale werk. Dat moet ook maar eens door een van die roemruchte Engelse
koren op het repertoire genomen worden, dan valt er wat te vergelijken.
Wat valt hier nog meer te zeggen, na de Kunst & Cultuur-bijlage van vorige week, met dat
prachtige stuk van Kees Fens over Sweelinck? Haal het gauw even uit de kattebak.
© Frits van der Waa 2006