de Volkskrant van 12 juni 1990, Kunst, recensie
Grimmige botheid en beschaving in Duitse muziek
Holland Festival. Concerten met muziek uit Duitsland, door het Clementi Trio, Ensemble 13 o.l.v.
Manfred Reichert, en Ensemble Köln o.l.v. Robert Platz. De IJsbreker en Shaffytheater, Amsterdam.
Voort, voort dendert de estafetteloop met Duitse muziek, Neues vom Tage, langs de podia van
Amsterdam, gevolgd door een contingent muziekcritici en een wat teleurstellende hoeveelheid gewone
luisteraars. We zijn op zoek naar de kleinste gemene veelvouden en de grootste gemene delers van een
naburige muziekcultuur.
Elke cultuur heeft zijn dwarsliggers.
De grimmigste daarvan, met drie van zijn over de honderd werken vertegenwoordigd in het
festivalprogramma, heet Hans-Joachim Hespos en is 52 jaar geleden geboren in Oostfriesland. Kijk, daar
weten we meer van sinds de theatervoorstelling Ossi-Town, eveneens in het Holland Festival.
Oostfriezen, aldus meldde Hein Janssen in de Volkskrant, zijn in de ogen van hun landgenoten de meest
lompe en domme Duitsers ("dus dat wil nogal wat zeggen").
Afgaande op Seiltanz, een "szenisches Abenteuer" van Hespos, zit er in dat vooroordeel
minstens een kern van waarheid. In de loop van vijf kwartier geluidskoliek slepen zes blazers en een
bassist, zich schreeuwend en rochelend over de speelvloer, brandt een slagwerker zich met een
snijbrander door een ijzeren plaat, en smijt een stuip- en bekkentrekkend persoon allerlei voorwerpen
in het rond. De enorme inzet van het Ensemble 13 wekte zowel ontzag als medelijden.
Uitsluitend de onbarmhartige consequentie waarmee Hespos de ene akeligheid op de andere stapelt doet
vermoeden dat hier toch sprake is van een "componist" met een "stijl".
Deze botheid is te groot om nog controversieel te zijn: zelfs boe-geroep bleef uit. Maar het nemen
van dit soort risico's siert het Holland Festival, dat in afgelopen jaren geneigd was om extremen te
vermijden.
Bij de twee andere Duitse programma's overheersten goede vormen.
Het werk van de Amsterdamse Duitser Konrad Boehmer klinkt vaker in Duitsland dan in Nederland. Het
Ensemble Köln bracht de eerste Nederlandse uitvoering van zijn Nomos Protos uit 1986. De
overladenheid die Boehmer soms parten speelt is hier ingetoomd en gevangen in een doorwrocht netwerk,
waarin de meerstemmigheid niet zozeer uit tonen als wel uit kruimige akkoorden is opgebouwd.
In from fear of thunder, dreams bereikt Robert Platz, tevens dirigent van het ensemble, met
geraffineerde timbre-combinaties, een verdekt opgestelde hoornist en een tape met diffuse geluiden, een
licht en vloeiend coloriet, dat eerder Latijns dan Germaans aandoet. Ook een prul als Arie dissolute
van Klaus K. Hübler mocht in dit veelzijdige programma niet ontbreken.
De vijf composities die het Clementi Trio vrijdag uitvoerde, hadden elk een geprononceerd karakter.
Tegenover het zinsbegoochelende Présence uit 1961 van Bernd Alois Zimmermann stonden de
strikte, samengebalde notenstructuren van het Trio dat Webernleerling Leopold Spinner in 1950
componeerde. Geduld und Gelegenheit van Walter Zimmermann is een welluidend duet voor piano en
cello; Wolfgang Rihms Fremde Szene 1 bood kale, priemende intervallen. De merkwaardige
microtonale verkenningen van Manfred Stahnkes Klaviertrio slagen slechts zolang ze dicht bij een
tot muzieksplinters verwerkte Mongoolse melodie blijven.
De cijfers, hoewel nog ongeordend, vallen voorlopig niet tegen. Maar na de vijf concerten van het
komend weekeind lukt het misschien om de wortel te trekken.
© Frits van der Waa 2006