de Volkskrant van 3 augustus 1990, Kunst, recensie
Het Wereld Jeugd Koor is een toonbeeld van harmonie en evenwicht
Het machtige geluid van het jeugdig collectief
Tormis, Penderecki, Boyd, Schönberg en arrangementen door het Wereld Jeugd Koor o.l.v. Frieder
Bernius en Ward Swingle. Concertgebouw, Amsterdam.
Muziek heeft niets met politiek te maken. Zeggen ze.
En de goede bedoelingen van de internationale muziekfederaties die een onderneming als het Wereld
Jeugd Koor op hun nek genomen hebben, zijn boven alle twijfel verheven. Samen musiceren leidt tot
love, peace and understanding op mondiaal niveau. Dat is de grondgedachte achter het Wereld Jeugd
Koor.
Maar toch. Het gezelschap van honderd jonge zangers dat dinsdag het Amsterdamse Concertgebouw aandeed
bood een minder kosmopolitische aanblik dan, laten we zeggen, het Nederlands voetbalelftal. Bestudering
van de deelnemerslijst leerde dat de aardbol die het Wereld Jeugd Koor representeert bestaat uit drie
werelddelen: Europa en de beide Amerika's. Azië is slechts vertegenwoordigd met twee zangers, en
die komen uit landen aan de periferie van dat continent, Israël en de Filippijnen.
Natuurlijk hoeft zo'n Wereld Jeugd Koor geen aselecte steekproef uit de wereldbevolking te bieden. En
bovendien hebben ze in landen als Soedan, Nigeria of Cambodja wel wat anders aan hun hoofd dan muziek
maken. Maar dat de Derde Wereld zo minimaal vertegenwoordigd is kenschetst wel haarscherp de culturele
en politieke kloven in de aardkloot.
Voor het overige is de samenstelling van het Wereld Jeugd Koor een toonbeeld van harmonie en
evenwicht. Zat de hele wereld maar zo in elkaar.
Het tweeledige programma opende met een viertal twintigste-eeuwse koorwerken, uitgevoerd onder
leiding van Frieder Bernius, en werd na de pauze voortgezet met een reeks "lichte" muziek-arrangementen,
aangevoerd door close harmony-grootmeester Ward Swingle.
Onderscheiden amateur koren zich met hun onopgesmukte, strakke toonvorming doorgaans al gunstig van
professionele gezelschappen, bij het Wereld Jeugd Koor vormt de stralende onbevangenheid van jonge
stemmen een ideale combinatie met de volwassen realisatie van de noten. Wat de zangers individueel aan
power missen wordt gecompenseerd door het machtige geluid van het collectief.
Dat was vooral duidelijk in Schönbergs Friede auf Erden, een complex koorwerk, waarin de
mogelijkheden van het laat-romantische idioom tot het uiterste worden beproefd. De uitvoering bood juist
die transparantie en balans die bij de interpretatie van het Groot Omroepkoor, een maand terug in het
Holland Festival, zo node gemist werden. Maar dirigent Frieder Bernius is dan ook niet de eerste de
beste. Hij heeft zijn sporen verdiend als leider van het Kammerchor Stuttgart. Onlangs nog zijn zijn
Schütz-vertolkingen bekroond met een Edison.
Het werk van Schönberg, gecomponeerd in 1907, was verreweg het oudste onderdeel van het
programma. De drie eigentijdse koorwerken 2 het Stabat mater van de Pool Krysztof Penderecki,
As I crossed a bridge of dreams van de Australische Ann Boyd en Raua Needmine van de Estlandse
componist Velio Tormis kunnen getypeerd worden als beschaafd-moderne pogingen om muziektradities
te verbinden met eigentijdse samenklanken.
Waar Penderecki zijn muzikale taal ontwikkelt uit Gregoriaans en renaissance-polyfonie, verwerkt
Tormis elementen uit de volksmuziek van zijn land in zijn compositie, die mede door het aandeel van een
grote lijsttrom een ritueel karakter heeft.
Ann Boyd beroept zich op de oude Japanse hofmuziek, maar het is eerder de geest dan de letter van
die muziek die doorklinkt in haar dromerige, evocatieve stuk, waarin ze heel behoedzaam uit bescheiden
materiaal harmonieën, een enkele voorslagfiguur, geleidelijk omvangrijkere glissandi
een fraaie muzikale evolutie weet op te bouwen.
Het koor onderstreepte het contrast tussen de twee onderdelen van het programma door na de pauze
niet in stemmig zwart, maar in spijkerbroek en T-shirt te verschijnen. Plezier en perfectionisme
wedijverden met elkaar in de Swingle-arrangementen, die reikten van Bach tot spiritual, en veel
bijval oogstten uit de overigens matig gevulde Grote Zaal. Maar de lichtregie bij dit onderdeel, met
op-art-projectie en veel opdringerig duister, was even pretentieus als overbodig.
Na het Wereld Jeugd Koor maken de komende weken nog drie andere jeugdgezelschappen hun opwachting in
het Concertgebouw (het optreden van het National Jeugd Orkest, aangekondigd voor aanstaande maandag, is
afgelast). Dat zijn het het symfonieorkest van het conservatorium van Leningrad, het National Youth
Orchestra of Scotland, en het American Soviet Youth Orchestra. En alleen al het bestaan van dat
laatstgenoemde orkest, dat twee jaar geleden is opgericht, bewijst dat muziek en politiek wel degelijk
met elkaar te maken hebben en dat je daar bovendien niet altijd pessimistische gedachten bij
hoeft te krijgen.
© Frits van der Waa 2006