de Volkskrant van 13 januari 1992, Kunst, recensie
Royal Philharmonic stelt teleur
Beethoven, Britten en Strauss. Door het Royal Philharmonic Orchestra en Mischa Maisky o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Anton Philipszaal, Den Haag.
Het heeft veel weg van zo'n lekker donzen dekbed. En als ze dan ook nog flink stoken en het
licht uitdoen hinderlijke praktijk in de Haagse Dr. Anton Philipszaal zijn alle
voorwaarden voor een flinke dut aanwezig. Ik had me het eenmalige optreden van het Royal Philharmonic
Orchestra toch wat stimulerender voorgesteld.
Het Britse orkest is vrijdag, in het kader van de Europese eenwording, begonnen aan een European
Capitals Tour, die het deze maand langs dertien hoofdsteden voert. Hé, dat is vreemd, dertien.
Nadere bestudering van de speellijst leert dat het Royal Philharmonic ook Straatsburg als een hoofdstad
beschouwt. En de hoofdstad van Nederland is blijkbaar Den Haag. Het zal wel iets met diplomatieke
betrekkingen te maken hebben.
Misschien is dat ook de reden dat er voor zo'n braaf programma is gekozen. Eerst de derde
Leonore-ouverture van Beethoven, dan, als Engels onderdeel, de Sinfonia da Requiem van
Benjamin Britten, en tot slot Don Quichotte van Richard Strauss. Composities met een soort van
verhaaltje erin, allemaal even kundig voorgedragen en lekker warm ingepakt.
Natuurlijk is het Royal Philharmonic een eminent orkest. De kwieke chef, Vladimir Ashkenazy, is ook
niet de eerste de beste. En de verzadigde klank van het ensemble is onbetwist het resultaat van een
jarenlange cultuur van poetsen en schaven. Dat is een kwestie van smaak, en de akoestiek van de Haagse
zaal moet ook een zekere rol gespeeld hebben, maar pregnant is het bepaald niet, zo'n versmolten
klankcontinuum.
Ashkenazy trok en duwde flink aan Beethovens Leonore III. Dat maakte de gedragen opening
erg spannend, maar in de syncopische passages, (waar het accent langdurig op het "verkeerde" deel
van de tel valt) leidde dat veeleer tot het soort sensatie dat een fietser
ondergaat wanneer hij door een auto tegen de trottoirband wordt gedrongen.
De behaaglijke muziek van Benjamin Britten lijkt geschreven te zijn met een orkestklank als die
van het Royal Philharmonie in gedachten, en kwam dan ook mooi uit de verf.
Daarna mocht, nee, moest het licht aan, opdat de luisteraars in hun programmaboek konden meelezen
welke avonturen Strauss zijn Don Quichotte laat beleven. Dat was echt nodig, want deze reeks variaties
over een "ridderlijk thema", een van de meest blaaskakerige composities uit Strauss' oeuvre, klinkt
zelfs met het storyboard erbij nog als een stapel kletskoek en klatergoud.
Cellist Mischa Maisky vlocht op meesterlijke wijze en met een van boenwas glimmende toon zijn
hoofdrol-soli door het spektakel. Maar het orkest foezelde, Ashkenazy slaagde er slechts ten dele
in de ingewikkelde warboel te ontrafelen, en het gemis aan geprofileerde kleurcontrasten manifesteerde
zich nu ten volle. Oef, wat een overbodig concert.
© Frits van der Waa 2006