de Volkskrant van 27 april 1992, Kunst, recensie
Combinatie met Franck en Diepenbroek geeft Andriessen-programma reliëf
Een persoonlijkheid temidden van zijn idolen
Andriessen, Berg en Franck door Forum Filharmonisch en Alexander Kramarov o.l.v. Gabriele
Bellini. Muziekcentrum, Enschede.
Andriessen en Diepenbrock door het Residentie Orkest en het Nederlands Kamerkoor o.l.v. Ed
Spanjaard. Dr. Anton Philipszaal, Den Haag. Radio 4: 7 juni.
Hoe veelzijdig het oeuvre van Hendrik Andriessen ook is, een programma met uitsluitend
Andriessen is als een symfonie met slechts één thema. Het is een vorm van overkill
die zelfs zeer grote componisten nauwelijks verdragen. Dat effect deed zich voor toen twee maanden
geleden in Haarlem het Eeuwfeest van de honderd jaar geleden geboren componist werd ingeluid.
De Andriessen-hausse is nog lang niet uitgewoed. Het afgelopen weekeind zetten het Residentie
Orkest en Forum Filharmonisch zijn werk nog eens in het zonnetje, maar ditmaal gelukkig in afgepaste
hoeveelheden en werkzame combinaties. Dat Forum Andriessens werk flankeerde met César Franck
en het Haagse orkest met Alphons Diepenbrock zou de in 1981 overleden jubilaris ongetwijfeld met
genoegen vervuld hebben. Want dat waren componisten die hij zeer bewonderde.
Niettemin maakten de beide programma's duidelijk dat Andriessen geenszins een epigoon van zijn
idolen was, en dat zijn verwantschap met Franck en Diepenbrock eerder met spirituele dan met
stilistische kenmerken te maken had.
De broeierige, verstrengelde harmonie¨n van een stuk als Diepenbrocks Lydische nacht
zul je bij Andriessen niet aantreffen wel dezelfde aandacht voor details en verfijnde
klankkleuren. Met Franck ook een organist had Andriessen meer gemeen: een voorkeur
voor welluidende melodieën en een orkestratiewijze die bij vlagen het "registers trekken"
verraadt.
Hoewel Andriessen geen revolutionair componist was, was hij zeker niet doof voor de nieuwe
ontwikkelingen die zich tijdens zijn leven voordeden. Maar hij was niet trendgevoelig, en wanneer
hij typisch twintigste-eeuwse verworvenheden als bitonaliteit of twaalftoonreeksen toepaste deed
hij dat nooit opzichtig, maar bedde ze in in zijn eigen karakteristieke idioom.
Zo hebben, zowel de Symfonische Etude als de Vierde Symfonie, beide gecomponeerd
aan het begin van de jaren vijftig, een twaalftoonmelodie als uitgangspunt. Maar in feite gaat
Andriessen daar niet anders mee om dan Bach dat met soortgelijke thema's deed: de chromatische
tonen krijgen een tonale, richtingzoekende betekenis. Intussen beschikte Andriessen wel over het
compositorisch arsenaal dat in de twee eeuwen sinds Bachs dood was opgebouwd: het thema ontwikkelt
en transformeert zich, komt door de instrumentatie in allerlei nieuwe perspectieven te staan, en
wordt de drijfveer voor een elastisch, bij vlagen zelfs stormachtig symfonisch betoog.
De ontwikkelingen in de Symfonische Etude blijven ondanks het pregnante en zeer herkenbare
thema een beetje kortademig. In de Vierde Symfonie is het moeilijker om de rode draad te
volgen, maar dat doet aan de lading van het stuk niets af. De suggestie van onvermijdelijke
voortgang en dialoog is bijzonder knap, evenals de onderlinge balans en de helderheid van de vooral
in de hoekdelen massaal ingezette instrumentengroepen.
De uitvoering van het Residentie Orkest en de bevlogen directie van Ed Spanjaard droegen in
niet geringe mate bij aan de zeggingskracht van het werk.
De verrichtingen van Forum Filharmonisch, dat door de jongste Kunstraad-adviezen met opheffing
bedreigd wordt en daartegen op 31 mei in Enschede ageert met een grootscheepse actiedag, stelden
niet teleur. De vraag rees zelfs of het gerechtvaardigd is met het inderdaad zeer troebele
opera-badwater meteen maar het hele orkestkind de deur uit te doen.
Goed, Forum heeft niet het kaliber van een Residentie Orkest, in Francks Symfonie domineerde
het koper wel heel erg, en het Vioolconcert van Alban Berg bevatte enige angstige momenten. Maar
door de bank genomen klonk het als een gezond provincie-orkest, alleszins opgewassen tegen de eisen
die Andriessen Tweede Symfonie stelt. Dit stuk, gecomponeerd in 1937, heeft een wat beperkte,
niet zo breed uitwaaierende reikwijdte, zowel in lengte als in vocabulaire. Onder de beheerste maar
wat strakke leiding van chef-dirigent Gabriele Bellini zette Forum Filharmonisch de milde, ietwat
gedekte mengklanken in goede onderlinge verhoudingen neer.
Met deze uitvoeringen wordt onderstreept wat Andriessen zelf, veertig jaar geleden, stelde in
een essay over "vooruitgang": "De waarde van een compositie wordt niet door systemen en niet door het
tijdseigen, maar alleen door de muzikale betekenis van de persoonlijkheid van de componist bepaald."
Dat gezichtspunt is na veertig jaar weer volkomen actueel, een bewijs voor Andriessens doorschouwend
vermogen. En zijn werk mag dan op de ontwikkelingsgang van de hedendaagse muziek een misschien wel
verwaarloosbare invloed hebben uitgeoefend, de muzikale waarde van zijn werk met name zijn
Vierde Symfonie is er geen duimbreed minder om.
© Frits van der Waa 2006