de Volkskrant van 9 mei 1992, Kunst, recensie
Een ordelijk bestaan als schrijver, musicus, componist en docent
Richard Holmes, biograaf van professie, stelde in een gesprek met Adriaan van Dis dat in
principe niemands levensloop oninteressant is. Een diepe waarheid. De keerzijde is dat er wel
iemand van het formaat van Holmes nodig is om die waarheid aan het licht te brengen.
Het leven van componist Hendrik Andriessen illustreert duidelijk wat Holmes bedoelt. Andriessen
werd honderd jaar geleden geboren, op 17 september 1892, en stierf op 12 april 1981. Op het oog is
hem in die 88 jaar nauwelijks iets overkomen dat groot belang inboezemt.
Andriessen leidde een braaf en werkzaam leven. Hij was actief als componist, muzikant, schrijver
en docent, en klom geleidelijk op tot conservatoriumdirecteur en buitengewoon hoogleraar. Hij was
goed katholiek en derhalve vader van zes kinderen, en het meest dramatische dat hem ooit overkwam,
was een half jaar gijzeling tijdens de Duitse bezetting.
Toch was Andriessen zelf een allesbehalve oninteressante persoonlijkheid: hij was erudiet,
veelzijdig, oprecht en nog geestig ook. Op spiritueel niveau was zijn leven ongetwijfeld boeiend.
Nu is er dan een boek over Andriessen, Duizend kleuren van muziek, uitgebracht door Walburg
Pers, een uitgeverij die de laatste tijd veel werk maakt van monografieën over Nederlandse muziek.
Dat dat gebeurt is prijzenswaardig. Een andere kwestie, en daar gaat het hier over, is hoe het gebeurt.
De opzet van Duizend kleuren van muziek is gedegen. Het eerste deel beschrijft Andriessens
leven, het tweede zijn werk. Dat tweede deel is zeer geslaagd, vooral doordat zeven auteurs zich
over de verschillende genres in Andriessens oeuvre hebben gebogen. Zo geeft Andriessens leerling
Albert de
Klerk impressionistisch getinte beschrijvingen van de orgelwerken, heel anders van optiek dan de
heldere observaties van Marius Flothuis over de orkestwerken of Alexander Jansens meer analytisch
getinte visie op de kamermuziek. Elke benadering heeft zijn eigen verdiensten en zijn eigen
beperkingen, en die vullen elkaar voortreffelijk aan.
Voor het eerste, biografische deel heeft auteur Luc van Hasselt zichtbaar veel researchwerk
verricht. Hij heeft gesproken met Andriessens kinderen en met vele anderen die hem goed gekend
hebben. Met bewonderenswaardige ijver is hij in stapels brieven en andere geschriften gedoken,
maar hij is er niet echt uit gekomen. Het gevolg is dat Andriessens ogenschijnlijk zo saaie en
ordelijke leven zich nu aan de lezer voordoet als een rommelige rijstebrijberg.
Daarin zijn gelukkig wel wat krenten te vinden. Onthullend zijn de bevlogen brieven die
Andriessen in de jaren 1915-1919 schreef aan zijn latere vrouw Tine Anschütz, en waaraan
ook de titel van het boek, Duizend kleuren van muziek, is ontleend. Andriessen probeerde
uiteindelijk met succes zijn lutherse verloofde tot zijn eigen roomse geloof te bekeren.
Anders konden ze immers niet trouwen.
Voor Andriessen bleken het katholieke geloof, de muziek en de liefde een soort heilige
drieëenheid te vormen. 'Heb je al stil naar de stem van mijn Ave Maria geluisterd, voel je,
lieverd, voel je niet mijn hart daar waar staat: "Jezus" en de melodie die daar de viool begint!
Hoor je dat, voel je dat?', schrijft hij op 15 augustus 1916.
Een even karakteristiek, maar veel koddiger krentje is de anekdote over hoe de 19-jarige
Andriessen als aankomend journalist bij de Nieuwe Haarlemsche Courant het nieuws van de
ramp met de Titanic tot een 'kortje' reduceerde. Interessant zijn ook de beschrijving van
Andriessens contacten met Alphons Diepenbrock, de transcripties van een radio-interview uit
1963, en het relaas van zijn principiële stellingname tijdens de oorlogsjaren. Maar de manier
waarop Van Hasselt dit alles opdist, is ontmoedigend. Hij citeert veel te uitvoerig, of het nu
gaat om veelzeggende brieven of nietszeggende beleefdheidsgeschriften. Hij maakt overal lijstjes
en opsommingen van (zelfs van Andriessens kinderen), hopst daarbij op een volstrekt onlogische
manier door de chronologie heen, en heeft een uitgesproken zwakke greep op stijl
en compositie.
Een frustrerend voorbeeld is de opening van het achtste hoofdstuk: 'Andriessen, wiens
leven een cirkelgang door de randstad beschreef, vertrok uit Utrecht niet omdat hij het er
weinig naar zijn zin zou hebben. Integendeel, hij voelde zich er thuis. Maar om financiële
redenen móest hij wel weg.'
Dat is een pakkend begin: het creëert
suspense, je verwacht een uitleg. Maar die komt helemaal niet: de schrijver stapt weer terug
in de tijd, naar de oorlogsjaren. Pas in het volgende hoofdstuk blijkt waarom Andriessen Utrecht
verliet, gewoon omdat hij in 1949 benoemd was tot directeur van het Koninklijk Conservatorium in
Den Haag. Geen woord meer over financiën, laat staan over een pijnlijk afscheid van Utrecht.
Ook Van Hasselt zelf verraadt zich bewust te zijn van zijn geworstel en getob wanneer
hij zich, na de zoveelste serie onleesbare pagina's vol Andriessen-uitvoeringen, laat
ontvallen: 'Doet het duizelen - al die opsommingen?' Ja, natuurlijk doet het dat, en hoe
nuttig het ook is dat een schrijver zichzelf bekritiseert, toch hoort hij dat te doen
voordat hij zijn tekst inlevert en niet in de tekst zelf.
Daarmee biedt Duizend kleuren van muziek de eerste helft althans de
aanblik van een
doorgelopen palet, waarin toch allerlei kloddertjes interessante informatie verborgen
zitten. Met
dat al is het boek niet meer dan een aanvulling. Wie Andriessen echt wil leren kennen, heeft
een beter houvast aan zijn geschriften en aan zijn muziek, al is dat laatste strijdig met zijn
eigen standpunt: 'Het is niet waar dat een muziekstuk een portret van de componist is en het is
ook niet waar dat de uitvoerder tot taak zou hebben voor de klinkende gelijkenis met de maker
te zorgen. Het kunstwerk is een portret van zichzelf en van niets anders.'
Zo staat het in een oud Prismaatje, Over muziek, aanbevolen lectuur die in
menige tweedehands-boekwinkel voor een habbekrats te koop is.
Anton de Jager, Paul Op de Coul
& Leo Samama (redactie): Duizend kleuren van muziek - Leven en werk van Hendrik Andriessen.
Stichting Andriessen
Eeuwfeest 1992/Walburg Pers; f 65-.
ISBN 00 6011 781 6.
© Frits van der Waa 2006