de Volkskrant van 13 mei 1992, Kunst, recensie
De bijna-stilte van jonge Chinese componisten
Muziek uit China 2, door het Nieuw Ensemble. Den Bosch, Casino. Herhaling: vanavond in
Amsterdam (Kleine Zaal).
De isoleertechnieken waaraan totalitaire regimes hun kunstenaars onderwerpen, leiden soms tot
zulke bijzondere cultuuruitingen dat je er bijna voor zou pleiten om het Nederlandse muziekleven
eens tien of twintig jaar onder een denkbeeldige stolp te zetten, op een strikt dieet van
carnavalshits en smartlappen. Reken maar dat daar, tegen de verdrukking in, iets moois uit zou
groeien.
Mo Wuping, Chen Qigang en andere in het buitenland werkzame Chinese componisten zijn niet
te benijden. Maar ze hebben een voordeel: ze beschikken over een volstrekt eigen muzikale
belevingswereld. Nog een voordeel: het onvolprezen Nieuw Ensemble maakt zich sterk voor
hun werk. In het Amsterdams Concertgebouw besluit de groep
vanavond een tournee onder het motto Nieuwe muziek uit China 2.
Het programma is een vervolg op een soortgelijk project in het vorige seizoen. Toen al
liet het Nieuw Ensemble horen hoe fascinerend de 'jonge' generatie allen dertigers
verworvenheden uit de eigentijdse Westerse muziek combineert niet een klankvoorstelling die
haar oorsprong vindt in de Chinese (volks)muziek. 'Chinees' zijn de scherpe, niettemin uiterst
verfijnde timbres, nu eens woest opeengestapeld, maar vaker heel terughoudend gedoseerd in porties
van een, twee of drie tonen. Chinees is bovenal de grote nadruk op stilte of bijna-stilte.
Het fundament van deze muziek is rust. Dit beginsel maakt de muzikale actie zelf des te
indringender, en kan een enkel gebaar, een enkele gebeurtenis, nieuwe lading geven. Timing
is een belangrijk bestanddeel van deze componeerkunst.
Toch zijn er meer verschillen dan overeenkomsten tussen de vijf hier gespeelde composities. Het
minst pregnant, ook het minst "oosters", is Taiyi II van Xu Shuya, een fluitsolo met tape.
De band-partij bant de stilte uit met steeds maar voortgolvende computerlispels en -sluiers. In
Poème lyrique II van Chen Qigang, dat ook vorig jaar werd uitgevoerd en waarin bariton
Shi Kelong opnieuw letterlijk en figuurlijk tot extreme hoogten stijgt, bewerkstelligt de componist
een virtuoze fusie tussen westerse en oosterse klankidealen. Minder gecultiveerd, maar zeker even \
oorspronkelijk is Fan1/Fan2 van Mo Wuping, waaraan de componist een bijtende vocale bijdrage
levert. Het tweede, nieuw gecomponeerde deel van het stuk is instrumentaal. Beweeglijk, vol
vreemde dissonanten, glissandi, en wonderlijke woelingen in de lage regionen.
De nieuwe composities van Tan Dun en Qu Xiaosong zijn waarschijnlijk volkomen ongeschikt voor
radio of cd. In de zaal leveren ze een belevenis op, zo scherp wordt hier de stilte voelbaar
gemaakt. In Qu's Mist zijn Shi Kelong en sopraan Ingrid Kappelle verwikkeld in
een beurtzang vol klaaglijke, verglijdende toonhoogten, ondersteund door een uit kleine gebaren
opgebouwde instrumentale begeleiding. Pas na geruime tijd ontstaan er geprofileerde, pendelende
motieven, die in het tweede deel een wilde, motorische gestalte aannemen, waarna de melancholie
van het begin terugkeert.
In Circle heeft Tan Dun het ensemble ruimtelijk over de zaal verdeeld. Tan laat niet
alleen de dirigent en de musici meezingen en -spreken; ook het publiek mag zich even laten
horen. Het werkt, merkwaardig genoeg. Frappant is dat Tan in dit stuk het bijna tweeduizend
jaar oude Seikilos-lied verwerkt, het vroegste in muzieknotatie overgeleverde fragment
uit de westerse muziekgeschiedenis. De melodie duikt hier en daar op, wordt een beetje gevarieerd,
en aan het slot door de musici meegeneuried.
Het zijn flarden in een geluidsomgeving die, enkele uitschietende klanksplinters daargelaten,
wordt getypeerd door kleine bewegingen en subtiele timbres. Geluiden die zich net boven
de gehoorgrens afspelen. Of, om het juister
te formuleren, net onder de ruis van de zaalventilatie.
© Frits van der Waa 2006