de Volkskrant van 29 mei 1992, Kunst & Cultuur
'Het is gewoon, baf, de partituur in het net'
Saterzang 'Antigone' is muziektheater van Dirk Opstaele en Luc Brewaeys. Regisseur en componist
werden geïnspireerd door Hölderlin en Sofokles: Veel is monsterlijk, maar niets is
monsterlijker dan de mens. Een dionysische voorstelling, vindt Opstaele, apollinisch dankzij
de partituur. Voor Brewaeys is Antigone een buitenbeentje in zijn snel wassende oeuvre.
Deze leerling van André Laporte, Iannis Xenakis, Franco Donatoni en Brian Ferneyhough is
tegenwoordig zo in trek dar hij opdrachten moet weigeren. Karakteristiek voor Brewaeys is
zijn gebruik van boventonen met steeds kleinere intervallen. Deze micro-intervallen kenmerken, met
een gestiek die niet neo-romantisch is, ook zijn
Saterzang 'Antigone':
"Lekker Germaans eigenlijk, helemaal niet Frans."
De zwaartekracht werkt zijwaarts, want de wereld is een enorme, schuinstaande houten schijf, eigenlijk
een groot uitgevallen versie van het toestel dat je nog wel eens aantreft in kinderspeeltuinen.
Kinderspel is Saterzang 'Antigone' niet. De zangers en acteurs van het ensemble Leporello,
uitgedost als een horde stadsnomaden, omzwermen de schijf, beklimmen hem, buitelen en wentelen rond
in woeste, chaotische taferelen. Ze schreeuwen, spreken, zingen in een babylonisch talenmengsel,
terwijl achter hen nijdige klankslierten opstijgen uit twee luidsprekers en de twee slagwerkers
zich kalmpjes in het zweet werken.
Ook zijn er rustiger scènes, momenten van stilstand, van gestileerde passie. Telkens treden
uit de groep een of twee hoofdrolspelers, helden, solisten naar voren. En toch blijft het een spel:
Wie mag hem zijn? De beurt wisselt, en zo zien we Antigone in drie verschillende gedaanten
verschijnen, die bij het verlaten van de schijf prompt weer opgenomen worden in de roedel nomaden.
Alleen de ziener Tiresias is zeer herkenbaar: hij rijdt in een rolstoel en loopt op krukken.
Pas later blijkt dit geen vondst, maar overmacht. Tenor Philip Curtis is gevallen. Niet eens van de
schijf, gewoon van een trapje.
Ungeheuer ist viel. Doch nichts Ungeheuerer, als der Mensch.
In ongepolijste timbres zingen ze het publiek toe. Twee, drie lijnen, gecombineerd tot dwarse kwarten,
en onverwachte eenklanken. Veel is monsterlijk. Maar niets is monsterlijker dan de mens.
Dat komt van Hölderlin, die had het weer van Sofokles, en op dat gegeven, de tragedie van Antigone,
heeft de Vlaamse theatermaker Dirk Opstaele zijn Saterzang gebouwd. Luc Brewaeys, coming man
onder de Belgische componisten, heeft er de muziek voor geschreven.
'Ik zoek de chaos op.' Regisseur
Dirk Opstaele speelt zelf mee in Brighton. Hij is nog een beetje buiten adem.
'Het zijn saters, het is een dionysische voorstelling.' Met een half-serieuze
grijns naar Brewaeys: 'Het enige
apollinische element is zijn partituur.'
'Antigone is niet voor honderd procent van mij', heeft de componist eerder die dag gezegd.
De co-auteurs zijn beste maatjes, maar bij zo'n samenwerking blijft het nu eenmaal geven en
nemen. En beiden zorgen dat de ander dat niet vergeet.
Het Brighton Festival heeft Antigone ondergebracht in het Gardner Centre, een soort
Universiteitstheater. Het ligt op vele kilometers van het
swingende centrum, en dat verklaart wellicht de tegenvallende belangstelling. Antigone is
sinds oktober vorig jaar met succes opgevoerd in Douai, Madrid, Lubljana en Wenen, en is binnenkort
ook te zien in het Holland Festival, Amsterdam, als enige niet-concertant uitgevoerde voorstelling in
de categorie 'opera'. Maar het is helemaal geen opera, het is muziektheater. Dat blijkt alleen al
uit de manier waarop het stuk tot stand gekomen is. Eerst de regie, dan de muziek.
Brewaeys, een montere prater, rusteloos wapperend met zijn knieën: 'Toen ze mij hebben
gevraagd was het concept eigenlijk al klaar, ze waren zelfs al begonnen op die schijf te
oefenen. Dus ik had toen al niet veel meer in de pap te brokken. Dirk zei bijvoorbeeld: "Ik
heb hier die danspassage, en daar wil ik na exact twee minuten en
zoveel seconden een climax hebben." Dat was soms wel handig, dan hoefde ik het niet allemaal
zelf uit te denken. Het enige probleem was het tegelijk
zo te doen dat je als luisteraar zonder het te zien er ook wat aan hebt. Ik wou het muzikaal zo
natuurlijk mogelijk laten klinken.'
Antigone is een buitenbeentje in het oeuvre van de 32-jarige componist, die
zich vooral toelegt op orkestmuziek en solostukken. In Nederland is alleen zijn Eerste Symfonie
ooit te horen geweest, toen die in 1985 een prijs behaalde bij de Europese Jeugdwedstrijd voor Componisten.
In Frankrijk, Italië en ook in eigen land daarentegen geniet zijn werk aanzienlijk succes.
Brewaeys combineert het componeren met een gedeeltelijke baan als muziekregisseur bij de BRT. Ook
doceert hij analyse aan de afdeling elektronische muziek van het Brussels Conservatorium. Maar
componeren is de hoofdzaak, meer en meer zelfs: 'Ik moet constant opdrachten weigeren, mijn boekje
zit al tot eind '94 vol. Dat is leuk, maar ook lastig.'
Vooral het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen ziet veel in Brewaeys. Over twee jaar
gaat het Antwerpse orkest zijn volledig symfonisch oeuvre op de cd zetten werk dat voor een
deel nog geschreven moet worden.
Brewaeys: 'Voor Antwerpen '93 moet ik een groot symfonisch werk maken met twee dirigenten en
live-electronics. De man die daarover gaat wil absoluut twee dirigenten. Dat kan, dat is leuk
voor het zicht, maar ik ga het wel zo maken dat het ook met één dirigent en een stel
monitors kan. Maar pas op, dat wordt mijn vijfde symfonie, terwijl ik mijn vierde nog moet schrijven,
daar begin ik binnenkort aan.'
Behalve die nog te componeren symfonieën meldt Brewaeys' boekje een strijkkwartet,
een stuk voor blazers en percussie. en een werk van een uur op thema's van Frank Zappa.
Bezetting: rockgroep en orkest. Werktitel: Zap on Zappa. Première:
Antwerpen, 30 april 1994.
'Ik ben nogal een fanaat van Zappa', verklaart hij. 'Ik heb ook een aantal stukken van hem
bewerkt voor viool, cello en piano. Zelf heb ik geen contact met hem gehad, de producer wel,
en het heeft zijn akkoord. De afspraak is dat ik mag doen wat ik wil, ik mag het anders
orkestreren, er kleuren bijvoegen, er zelfs mijn eigen muziek tussen lappen. Maar Zappa moet
wel redelijk herkenbaar blijven. De bedoeling is er veel Zappa- èn nieuwe muziekfreaks op
af te krijgen. Dus in het voorprogramma doen we de Symfonie in drie delen van
Stravinsky. We dachten eerst aan Varèse, maar dan moeten we zoveel extra muzikanten betalen.'
Je zou bijna gaan denken dat België een componistenparadijs is. Maar dat
is het niet, alles behalve zelfs. Nee, dan Nederland, met zijn vele ensembles voor moderne muziek,
met zijn netjes gehonoreerde opdrachten van het Fonds voor de Scheppende Toonkunst, en met zijn
Donemus, veelbekritiseerd, maar desondanks een unieke dienstverlenende instelling. Heb je allemaal
niet in België.
Partijen schrijven? Tenzij de opdrachtgever geld voor een kopiist weet vrij te maken moet Brewaeys
het allemaal
zelf doen: 'Een verschrikkelijke job.'
Een uitgever? 'Ik ga er niet achter bédelen, ze moeten zelf maar komen. Ik wil niet in
België uitgegeven worden, trouwens. Als ik een uitgever zou hebben moet het ineens een goede zijn.'
Opdrachten? 'Je kunt dat systeem bestaat nu een jaar of vijf een opdracht krijgen die
dan gesubsidieerd wordt door het ministerie van Cultuur. Maar er is net een nieuwe cultuurminister, en
nu ligt het een beetje stil. Dat komt wel in orde, hoor, ze moeten gewoon een andere commissie kiezen,
het is nu een andere partij die de cultuur heeft.'
En dan is er nog de bestuurlijke tweedeling: 'Ik kan als Vlaams componist van iedereen een
opdracht krijgen ehalve van het ministerie van de Franse gemeenschap. En omgekeerd geldt
hetzelfde. Als bijvoorbeeld het orkest van Luik mij een opdracht wil geven moeten ze dat doen
via het ministerie van de Nederlandstalige cultuur, en het contract moeten ze in het Nederlands
opstellen, en anders: no money. Het is compleet krankzinnig.'
Toch vindt Brewaeys dat het de goede kant uitgaat met de nieuwe muziek in België. "In De
Singel in Antwerpen zijn ze al meer dan tien jaar bezig met een cyclus eigentijdse muziek. Daar
komt meer en meer volk op af. Hetzelfde geldt voor het Ars Musica-festival dat nu een paar jaar
bestaat. Dus we moeten niet klagen.'
Maar zijn eigen succes heeft hij vooral te danken aan zijn contacten in het buitenland. Behalve
bij André Laporte in Brussel heeft hij gestudeerd bij Iannis Xenakis in Parijs, Franco
Donatoni in Siena en Brian Ferneyhough in Darmstadt. Daar is het eigenlijk begonnen: 'Wat belangrijk
is: de eerste keer dat ze iets van je gaan spelen doen ze dat toch vooral omdat ze je kennen, via
via of zo. De tweede keer niet meer. Dan is het omdat ze het goed vinden. De moeilijkheid is
dus aan de eerste keer te geraken, daarna is het geen probleem meer, als het goed ontvangen wordt
ten minste. Plus dan nog een paar prijzen winnen in het buitenland, dan lukt het altijd wel. Daarna
is België gekomen, maar die buitenlandse contacten zijn gewoon gebleven.'
Van zijn leermeesters staat Donatoni Brewaeys het meest nabij: 'Maar dat hoor je niet in mijn
muziek. Misschien hoor je in sommige van mijn stukken meer invloed van Ferneyhough in de
gestiek dan. Toch voel ik me meer verwant met Donatoni. Het spelen met intervallen en alles wat
daarbij hoort.' Hij frummelt een nieuwe Gauloise uit het pakje: 'Uiteindelijk heb ik het meeste
geleerd van heel veel platen luisteren, bezig zijn met partituren en kijken: hoe doen die gasten
dat? Veel invloeden, dat vind ik prima, op voorwaarde dat je ze heel persoonlijk aanwendt.'
Brewaeys organiseert zijn muziek niet tot in de details met behulp van reeksen, rekenkunsten
en tabellen: 'Ik maak nooit schetsen, ik schrijf ook niet aan de piano, het is gewoon, baf,
direct de partituur in het net. Het enige dat ik op voorhand doe is dat ik een zeer strikte
tijdsindeling maak. waarbij ik in elk blokje het basismateriaal aanduid, ofwel de sfeer waarin
het verloopt, of het complex is of redelijk eenvoudig. En dat belet dan niet dat ik soms,
en cours de route, dingen doe die ik oorspronkelijk niet voorzien had. Ik laat graag ruimte
voor de intuïtie, maar het moet wel binnen een redelijk strikt kader, anders krijg je dingen
die geen steek houden.'
Een vast gegeven in Brewaeys' muziek is zijn gebruik van het spectrum van boventonen. Het is een
zuiver natuurkundig gegeven: elke klank is opgebouwd uit een 'stapel' boventonen die gezamenlijk
de klankkleur bepalen. De 'stapel' bestaat doorgaans uit 'reine', maar steeds kleiner wordende
intervallen (oktaaf, kwint, kwart, grote terts, kleine terts, enzovoort). Bovenin het spectrum zijn
de afstanden zo gering dat men spreekt van micro-intervallen.
Brewaeys' orkestmuziek speelt zich dikwijls in die hoge regionen af, met iriserende
cluster-achtige klanken die sterk doen denken aan elektronische muziek.
Zijn Antigone-muziek daarentegen is (ondanks het belangrijke aandeel van de tape)
grondtoniger van karakter. De vocale soli zijn geschreven voor de vier beroepszangers,
maar de koorpassages, eigenlijk een zelfstandige compositie op Die Ungeheuer van
Hölderlin, moesten ook door de acteurs gezongen kunnen worden.
'Ze moesten het uit het hoofd kennen, dus het mocht niet te moeilijk zijn', zegt Brewaeys,
'maar het moest wel interessant blijven. Tegenover het koor, met die redelijk naakte akkoorden
en die nogal archaïsche manier van zingen, staan dan de vocale soli van de "helden", die
meer lyrisch zijn. De schrijfwijze is dezelfde als in mijn eerdere vocale stukken, ook gebaseerd
op die boventonen, en met een gestiek die niet neo-romantisch is, maar wel gebaseerd op vroegere
stijlen. Lekker Germaans eigenlijk, helemaal niet Frans. Ook mijn orkestrnuziek is heel Germaans
van geste, maar heel Frans van klankraffinement.'
Waar eertijds de Britse aristocratie zich in badkoetsjes de zee in liet rijden, laaft men zich
nu aan bier uit enorme plastic pints. Het is avond op het kiezelstrand van Brighton. Hier
is ook een deel van het Leporello Ensemble bijeen. Het is een gezelschap uit vele landen: België,
Engeland, Zweden. de Verenigde Staten, Nederland.
Dirk Opstaele neemt een slok en vertelt over zijn nieuwe projecten: over Monstrueux
(binnenkort te zien in Utrecht), een korte voorstelling voor vier spelers, waarin hij Brewaeys'
Ungeheuer-muziek aan een eigen adaptatie heeft onderworpen. En over zijn volgende stuk,
Satyr, opnieuw met een cast van zowel zangers als acteurs, waarvoor de Hongaarse
componist István Márta de muziek gaat schrijven.
Opstaele ('Ik haat regisseurstoneel') is uit op een langdurige en intensieve samenwerking, waarbij
alle spelers met hun individuele kwaliteiten het eindresultaat meebepalen. Die manier van werken
heeft tot gevolg dat een voorstelling ook tijdens een serie opvoeringen blijft veranderen. En
alleen daaraan is het te danken dat het Ensemble Leporello kan doorspelen met een invalide
Philip Curtis.
Elf uur. Het bier is op, de bar is gesloten. Opstaele en zijn saters stappen op: 'Kom mensen,
nu naar de fish and chips.'
Ensemble Leporello speelt Monstrueux op 8, 9 en 10 juni in bet Festival a/d Werf, Utrecht,
en Saterzang 'Antigone' op 11, 12 en 13 juni in Felix Meritis Amsterdam (Holland Festival).
© Frits van der Waa 2006