de Volkskrant van 12 juni 1992, Kunst, recensie
Sinaiski heeft
een zware dobber aan Dvorak
Schumann, Liszt en Dvorak, door het Nederlands Philharmonisch Orkest en Rian de Waal o.l.v. Vassili Sinaiski. Beurs van Berlage, Amsterdam.
Het is snel uitgelekt waar Abraham de mosterd haalt: in Moskou en Leningrad. Het Rotterdams
Philharmonisch Orkest begon ermee (Valeri Gergjev), het Residentie Orkest volgde (Jevgeni
Svetlanov), en het Nederlands Philharmonisch is evenmin achtergebleven met het aanstellen van
een Rus als vaste gastdirigent.
Vassili Sinaiski, de chef van het Moskous Philharmonisch Orkest, begint in december bij het
NedPho met het echte werk, maar nam woensdag al de honneurs waar voor James Loughran.
Nu is Dvoraks Zevende Symfonie niet een stuk dat je zomaar wegspeelt. De orkestgroepen
wisselen voortdurend materiaal uit, waardoor de balans heel nauw luistert, en het valt niet
mee de tegen elkaar in lopende ritmische patronen in het gareel te houden en daarbij toch de
gestiek plastisch te houden. Sinaiski had er een zware dobber aan. Menigmaal was het
klankbeeld zwemmerig en onhelder, een euvel dat in Schumanns Ouverture Manfred zijn schaduw
al vooruit geworpen had. Bovendien leek ook de verstandhouding tussen orkest en dirigent nog
wat onwennig. Daarentegen was in Liszts eerste pianoconcert, met Rian de Waal als solist,
sprake van solide samenwerking.
Nu is enige toegeeflijkheid wel op zijn plaats. Het programma was immers niet Sinaiski's
eigen keus. Die komt het volgend seizoen: Beethoven, Brahms, Sjostakovitsj en Strauss. Maar
eerst leidt hij nog het Residentie Orkest in twee korte opera's van Stravinsky en Tsjaikovski. En
als hij in dat Russisch repertoire zijn energie en enthousiasme wat minder ongericht uitstrooit
kan die avond, de laatste van het Holland Festival, nog heel feestelijk uitpakken.
© Frits van der Waa 2006