de Volkskrant van 15 juni 1992, Kunst, recensie
De Leeuw en Verbey delen het gevoel
voor detail en kleur
De Leeuw en Verbey, door het Residentie Orkest en Elena Vink o.l.v. Ed Spanjaard. Dr. Anton
Philipszaal, Den
Haag.
Dubbelportretten heet de driedelige serie waarin het Residentie Orkest dit seizoen
aandacht schonk aan Nederlandse componisten. Het laatste portret, gewijd aan Theo Verbey
(32) en Ton de Leeuw (65), hing onverhoopt een beetje scheef. Een reeks tegenslagen stuk
niet voltooid, materiaal te laat, meer repetitietijd nodig leidde ertoe dat van Verbey alleen
zijn nieuwe compositie Whitman werd uitgevoerd. Twee maal, dat wel, als compensatie.
Het ontstane gat was gevuld door De Leeuws veelgespeelde Mouvements rétrogrades uit 1957
opnieuw uit de kast te trekken. In combinatie met Haiku II (1968) en Résonances (1985)
ontstond zo een mooi overzicht van de diverse fasen in diens oeuvre. Bij elkaar was het
een veeleisend programma, maar het Residentie Orkest en dirigent Ed Spanjaard schonken het
al hun kracht en toewijding.
De Leeuw en Verbey lijken op elkaar als de appel en de peer uit het spreekwoord. Ze zijn
absoluut verschillend, maar hebben ook gemeenschappelijke kenmerken. Beiden streven naar
rijke en toch begrijpelijke muziek, hebben oog voor detail en kleur, en zijn vernieuwers,
maar zonder daar bewust op uit te zijn.
In Whitman, een betrekkelijk korte compositie voor sopraan en orkest, trekt Theo Verbey,
zo te horen genietend van wat hij allemaal in zijn mars heeft, de registers stevig open. Het
orkest omlijst de drie vocale passages met weelderige, complexe akkoordblokken, vol
innerlijke beweging, die uiteindelijk overgaan in fluweelachtige harmonieën, voortgestuwd
door elastisch stuiterende figuurtjes.
In de gezongen gedeelten (de tekst is ontleend aan Walt Whitmans Song of Myself) gaat
Verbey terughoudender te werk. De samenklanken zijn daar tonaler van tint en transparanter. De
gestiek is vloeiender. De sopraanpartij vangt aan in het onderste register, krijgt geleidelijk
een grotere ambitus, en bereikt aan het slot extreme hoogten.
Het is een knap, maar wat overdadig stuk, dat eigenlijk om een robuuster sopraangeluid
vraagt dan Elena Vink in huis heeft. Haar lichte, heldere timbre kwam De Leeuws Haiku II
daarentegen zeer ten goede. Vink hoort tot de zeldzame zangeressen die in staat zijn hun
vibrato desgewenst volkomen uit te schakelen en daardoor een haast instrumentale klankkleur
kunnen realiseren.
© Frits van der Waa 2006