Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

de Volkskrant van 24 augustus 1992, Kunst, recensie

Een oratorium waaraan vette modder hangt

Fausto, van Harry de Wit en Jan Ritsema. Stadsschouwburg, Amsterdam. Voorstellingen tot en met oktober in Den Haag, Groningen, Rotterdam en Arnhem.

De makers van Fausto hadden er al voor gewaarschuwd: hun opera, geïnspireerd op het o zo moeilijke leven van wielerheld Fausto Coppi, zou een verinnerlijkt en lyrisch drama worden. Er zouden zeker geen racefietsen over het toneel flitsen

Dat laatste klopte. Er flitste niets. Wel kwam er iets over het podium aansluipen, dat al kort na het begin van de zeventig minuten durende voorstelling herkenbaar was als een indrukwekkende kater.

Coppi, Coppi. Het is een naam met het soort toverkracht dat in het verleden ook een Anne Frank-cantate, een Etty Hillesum-symfonie en een Van Gogh-opera bij voorbaat een extra portie belangstelling bezorgde Zelfs wanneer Fausto zich had ontpopt als een briljant meesterwerk had het nog een element van hype in zich gehad.

Regisseur Jan Ritsema heeft aangekondigd dat hij Coppi zou uitbeelden als een Faust van onze tijd, een man die ziel en zaligheid op het spel zet om zijn doel te bereiken. Dat was een goed idee, maar het eindresultaat – een oratorium in drakerige kostuums – wijst er op dat bij de uitwerking ervan alles verkeerd gegaan is. Het futloze libretto van George Brugmans moet er iets mee te maken hebben, maar ook het heilloze besluit de diverse rollen uit te smeren over een 'peloton' van zes zangers, dat optreedt in telkens wisselende combinaties. Niemand is iemand. En daardoor zat componist Harry de Wit waarschijnlijk al in de knoei voor hij een noot op papier had gezet.

De Wit is eerder een klank-uitvinder dan een componist. Met het beperkte arsenaal dat hij zowel in compositorisch als instrumentaal opzicht hanteert heeft hij zich niet uit de nesten kunnen werken. De partituur wordt gedomineerd door vette stapels samenklanken die hij en masse omhoog en omlaag laat schuiven – alsof er bij elke stap een kluit modder aan blijft hangen. Daarnaast klinken er een paar motorische liedjes, die zo te horen wat spontaner tot stand gekomen zijn, net als de korte, maar onderhoudende salvo's toetsenvuurwerk die De Wit van tijd tot tijd afschiet. In ritmisch opzicht weet De Wit op de korte afstand te prikkelen, maar op de lange duur is ook dat aspect te uniform.

De zangers, onder wie Philip Curtis, Astrid Seriese en Janny Pranger, doen het eigenlijk niet onverdienstelijk, maar komen slechts zelden tot eendracht. Dat ze in expressief opzicht hun ei niet kwijt kunnen ligt voor de hand.

Jan Ritsema is, geconfronteerd met dit rare geval waaruit alle dramatische, kracht is weggewerkt, vermoedelijk volkomen geblokkeerd geraakt. Dat is de enige mededeling die uit zijn vrijwel statische en nagenoeg decorloze enscenering af te leiden is.

Nee, voor flitsend wielersport-drama kun je beter terecht bij dat leuke STER-spotje over de pindakaas van Joop Zoetemelk.


© Frits van der Waa 2006