de Volkskrant van 9 november 1992, Kunst, recensie
Alle nerven hoorbaar in Negende van Beethoven onder Brüggen
VARA-Matinee: Negende Symfonie van Beethoven, door het Orkest van de Achttiende en Negentiende Eeuw,
Gulbenkian Koor en solisten o.l.v. Frans Brüggen. Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 13 november,
20.02 uur.
Voorzover er nog iets te beleven is aan een compositie die zo grondig is afgetrapt, misbruikt en
doodgedraaid als Beethovens Negende Symfonie was er zaterdagmiddag in het Concertgebouw sprake
van een belevenis.
Voor deze gelegenheid had het orkest van Frans Brüggen niet alleen de bezetting tot een man of
zeventig, maar tevens zijn naam met een eeuw uitgebreid, tot Orkest van de Achttiende en Negentiende
Eeuw.
Nu is de Negende zelfs binnen de sector van de authentiserende muziekpraktijk al door bijna
iedereen vertroeteld, zodat de grote schoonmaak waar Brüggen het werk aan onderwierp niet als een
complete verrassing kwam. We weten dat het klankpalet van de oude instrumenten veel rijker en
transparanter is, en we weten dat inachtneming van de door Beethoven aangegeven tempi het stuk
aanzienlijk aan voortgang doet winnen.
En toch was het er meteen, in de eerste maten al, die geheimzinnige, verende toets, die maakt dat
de muziek zich als het ware een paar millimeter boven de vaste grond verheft en waarop Brüggen
het alleenrecht heeft.
Althans wanneer hij met zijn eigen orkest werkt. Dan is er die zonderlinge telepathie, waarbij
musici en dirigent in elkaar opgaan, dat zilverig patina in de strijkersklank, die houtblazers waarin
alle nerven hoorbaar zijn, en dat kalme tijdsbesef dat maakt dat je zelfs in de meest turbulente
passages altijd de grote getijdenbewegingen blijft voelen, en, omgekeerd, alle gedragen, langgerekte
secties doet pulseren van onderhuidse spanning.
Zo werd Beethovens ritmiek, die voor zijn tijd behoorlijk baanbrekend was en ook bij menige
hedendaagse uitvoering, de authentieke incluis, de indruk van een vechtpartij wekt, onder Brüggens
handen tot een organische stuwkracht. En het derde deel, het Adagio molto e cantabile, kreeg
ondanks het voortvarende tempo het karakter van een glijvlucht over de verschillende plateaus van een
hoogvlakte.
Zelden zal een Negende met zoveel betrokkenheid uitgevoerd zijn. Alleen dat al maakte het
tot een ongeëvenaarde uitvoering, ondanks een paar oneffenheden. Wie hoog inzet neemt nu eenmaal
risico's. Wel was het jammer dat de paukenpartij erg prominent was, maar daar hebben alleen orkesten
die door en door vertrouwd zijn met de gevoeligheid van de Grote Zaal geen last mee.
Het is de vraag of het mogelijk is vier zangers bijeen te krijgen die in staat zijn het
solistenkwartet van het Alle Menschen werden Brüder met gepaste eendracht uit te voeren.
Lynne Dawson, Jard van Nes, Anthony Rolfe Johnson en Eike Wilm Schulte (een zeer voldragen bas) kwamen
een heel eind. Heel fraai was de bijdrage van het Gulbenkian Koor uit Lissabon.
Hoe verheven het hier bezongen ideaal ook is, het blijft in alle opzichten overbelaste muziek en
Brüggen slaagde er dan ook niet in de illusie van gewichtloosheid stand te doen houden. Maar wel
ontdeed hij het deel van alle dikdoenerij en vernislagen die er in de loop van de geschiedenis aan zijn
gaan kleven.
Dat dit onderdeel van de symfonie nu eenmaal het lot deelt van de Mona Lisa en de Nachtwacht en dus
nooit meer onbevangen beluisterd kan worden doet aan de kwaliteit van dat restauratiewerk niets af.
© Frits van der Waa 2006