de Volkskrant van 23 november 1992, Kunst, recensie
Xenakis' furiën stampen elke truttigheid de grond in
Xenakis Festival in de Beurs van Berlage, Stedelijk Museum en De IJsbreker, Amsterdam.
Luisteren naar de muziek van Iannis Xenakis is als overvallen worden door een hagelbui. Het is
muziek die je overkomt, die je weerloos maakt, en vier dagen van dit muzikale weertype volstaan dan
ook ruimschoots om een murw gevoel in oren en hersenpan teweeg te brengen.
'Het is alsof hij de atomen kan zien draaien', zegt de Franse criticus Maurice Fleuret in de
BBC-documentaire Something rich and strange, waarmee zondagavond het Xenakis festival besloten
werd. Des te meer bewondering komt de musici toe die de stichting Gaudeamus in het Xenakis Festival
bijeengebracht heeft. Want die moeten Xenakis' atomen aan het draaien zien te brengen, en dat zijn er
nogal wat.
De slotfilm legt de nadruk op de nauwe relatie tussen de Man en zijn Muziek. Xenakis is niet alleen
architect, filosoof, mathematicus en componist, maar ook nog kanovaarder, voormalig verzetsstrijder en
bovenal een Griek een Griek die zich bewust is van zijn duizenden jaren oude erfgoed en net als
de Antieken van mening is dat natuur, cultuur en wetenschap alles met elkaar te maken hebben.
De plaatjes van rotsen en water die Mark Kidel bij Xenakis' muziek toont liggen wel erg voor de hand.
Veel verhelderender zijn de beelden van een school vissen en een vlucht spreeuwen. Dat is het soort
beweging dat Xenakis in zijn muziek legt: een orde die bestaat uit beteugelde chaos. Maar het is
daarmee ook het soort beweging waarvan de drijfveren en de wendingen moeilijk te
doorgronden zijn. Xenakis' werken zijn hetzij onvoorspelbare kaleidoscopen, hetzij quasi-primitieve
rituelen. Maar de gebeurtenissen worden altijd bijeengehouden door een onderstroom van wrijvingen,
climaxen en ontladingen, in één woord: energie.
De katachtige klaveciniste Elisabeth Chojnacka weet die energie feilloos te doseren, zowel in
Naama waarin Xenakis het klavecimbel verandert in een slaginstrument als in het grillige,
vingervlugge vuurwerk van Khoaï.
In enkele werken vallen cycluspatronen en veelvoudige vertakking opeens logisch samen, zoals in
Evryali, dat zaterdag in het Stedelijk Museum onder handen van pianist James Clapperton een
lucide vertolking beleefde. De 24-jarige Clapperton is meer dan een gewone atleet, eerder een topturner,
die zelfs de weerbarstige texturen van Xenakis' muziek tot soepele, elastische bewegingen weet te
dwingen. Naast de vier Xenakis-werken in het recital bleven de nauwelijks minder complexe composities
van James Dillon en Andrew Toovey verrassend goed overeind.
Clapperton brengt dit programma donderdag nog eens, tijdens de Rotterdamse Xenakis-Driedaagse.
Daarin herhaalt zaterdag het Koor Nieuwe Muziek de overrompelende uitvoering van Xenakis' Oresteia,
die het in de Beurs van Berlage gaf.
De bouwstenen van deze Oresteia een drie kwartier durende 'suite' uit het twee keer zo lange
muziektheaterwerk zijn elementair. De spreekkoren en de massale toepassing van klaphoutjes, triangels,
fluitjes en tamboerijnen doen zelfs denken aan een schoolmuziekworkshop. Maar de furiën die
Xenakis loslaat stampen elke gedachte aan truttigheid volledig de grond in. Bovendien is er een
twaalfkoppig instrumentaal ensemble, dat niet alleen beukt, knarst en jammert, maar ook tussenspelen
bijdraagt waarin een indringende kaalheid samengaat met uiterst geraffineerde klanken. Net als bij het
openingsconcert, twee dagen tevoren, zette het Koor Nieuwe Muziek zich met man en macht in voor
Xenakis, en dat het hier en daar de krachtmeting nauwelijks doorstond is bepaald geen schande.
In het voorprogramma liet het uit beroepszangers bestaande Kamerkoor Nieuwe Muziek Xenakis van zijn
intellectuele kant horen. Nuits is vergeleken met Oresteia een verfijnde, uiterst precies
gearticuleerde mikrokosmos. Maar toch is het stuk beduidend heftiger en wranger dan de oorstrelende,
madrigaal-achtige klanken die er in Luca Francesconi's Al di dell' oceano famoso aan
voorafgingen.
Ook in een optreden van het Xenakis Ensemble mocht Francesconi met zijn Tweede hoboconcert
een welluidend tegenwicht bieden aan het werk van de meester. Van de drie Xenakis-composities sprong
vooral Thallein uit 1984 in het oor. De muzikale processen zijn opvallend transparant, de
timbre-combinaties zijn verrassend, en het stuk heeft ook een exotische monterheid die enigszins aan
die van Milhaud doet denken. Echange uit 1989, met basklarinettist Harry Sparnaay in de hoofdrol,
is daarentegen een wisselvallig werk. Xenakis doet hierin enkele pogingen om melodieuze muziek te
schrijven. Dat gaat hem niet goed af. Massa en energie zijn equivalent; de atomen komen sukkelend tot
stilstand en vervallen tot niets.
© Frits van der Waa 2006