de Volkskrant van 9 januari 1993, Kunst, reportage
Krap leslokaal heeft galm als in kerk
DEN HAAG - De dame klinkt gerustgesteld. 'Fijn om hier ook een gewone piano te zien', zegt ze,
met een blik op de kalende Bechstein-vleugel die inderdaad nostalgisch contrasteert met de
synthesizerklavieren en zwarte kastjes. Maar de explicateur lacht stilletjes, stapt naar een
groot, uit touwen en sensoren opgebouwd spinneweb, doet er een greep in, en dan begint die
'gewone piano' uit zichzelf de snaren aan te slaan. Achter elke toon hangt bovendien een
synthetische klanksluier. Inspectie van de onderkant van het instrument onthult een ware
wirwar van draadjes en plaatjes.
Het is niet de enige verrassing bij de rondgang door het nieuwe studiocomplex van het Haagse
Koninklijk Conservatorium. De Varèsezaal is ogenschijnlijk een krap bemeten leslokaal,
maar het geluid klinkt er als in een flinke kerk. Vier seconden nagalm, aangeleverd door het
Acoustical Control System. 'Het staat nu weI maximaal ingesteld', zegt sonologie-docent Stan
Tempelaars. 'Bij gewone colleges moeten we het natuurlijk uitzetten.'
In 1986 verhuisde het Instituut voor Sonologie van de Utrechtse Universiteit naar het Haagse
Conservatorium en werd daar voorlopig gehuisvest in een voormalige fietsenstalling. Nu, ruim zes
jaar later, is het geduld beloond. De bouw heeft anderhalf jaar geduurd en ruim 3,5 miljoen gulden
gekost, maar nu kan het conservatorium dan ook bogen op 'het grootste studiocomplex voor
muziekvakonderwijs in Europa'.
De capaciteit van het complex is vergelijkbaar met die van het IRCAM in Parijs, zij het dat
in Den Haag is gewoekerd om de ruimte zo doelmatig mogelijk te gebruiken. De twaalf nieuwe studio's
zijn alle bescheiden van omvang. Er zijn studio's voor analoge en digitale klanksynthese, studio's
voor elektro-instrumentale muziek en MIDI-techniek, studio's voor opname, klankregie en multimedia,
benevens lesruimten en werkplaatsen. Studenten en docenten demonstreren meersporentechnieken, vlechten
per computer piano-, orkest- en reggae-muziek door elkaar, en laten op een beeldscherm de
kleuren van Arnold Schönbergs zelfportretten door elkaar lopen.
De verbouwing heeft niet alleen voor de afdeling sonologie meer ruimte geschapen; er is bovendien
ingespeeld op recente ontwikkelingen. In de twaalf nieuwe studio's zijn nu ook de afdeling
muziekregistratie en de Interfaculteit Beeld en Geluid adequaat - en goed geïsoleerd -
gehuisvest. Tevens zijn verscheidene bouwkundige gebreken gecorrigeerd. Zo bevindt de technische
werkplaats zich nu naast de theaterzaal in plaats van aan het andere eind van het gebouw.
Ter gelegenheid van de opening zijn in samenwerking met het Haags Gemeentemuseum enkele
bijzondere projecten op touw gezet, waarin de raakvlakken tussen beeld, geluid, techniek en
theater worden belicht. Een sleutelfiguur daarin is de componist Arnold Schönberg. Naast een
gisteren afgesloten symposium Schönberg-Kandinsky omvatten de feestelijkheden een 'museale'
uitvoering van Pierrot Lunaire (nog te zien op 13 januari) en een collectief muziektheaterstuk
onder leiding van Diek Raaijmakers, getiteld Die Glückliche Hand - geöffnet. Deze
produktie - tevens officiële openingsvoorstelling - wordt herhaald op 12, 13 en 14 januari.
Raaijmakers, de patholoog-anatoom van de hedendaagse kunst, heeft zijn vele medewerkers aangemoedigd
om Schönbergs muziekdrama Die Glückliche Hand uit 1910/13 binnenstebuiten te keren,
inclusief de stortvloed van soms utopische en onrealiseerbare regie-aanwijzingen die de componist
in zijn partituur heeft opgenomen.
Deze 'opengemaakte' Hand, ongeveer vier keer zo lang als Schönbergs origineel, is een
ware pasticcio. Behalve van Schönberg zelf, de eerste in de rij, klinkt er muziek van
achttien, merendeels Haagse componisten, opgeluisterd met mime, voordracht, licht en dia-projectie,
video, elektrische ontladingen, binnenbrandjes, een opgezette hyena en een dito vleermuis. De
voorstelling is zoveel mogelijk geautomatiseerd: levende muzikanten komen er niet aan te pas, en
slechts één van de zes spelers doet daadwerkelijk haar mond open.
De voorstelling is in technisch opzieht voortreffelijk, maar verder zeer wisselvallig. De
fascinerende momenten wegen niet op tegen de taaie en dikwijls cryptische passages. Dat kan ook
bijna niet anders met zo veel verschillende auteurs. Maar het produkt demonstreert weI hoezeer
het Haags Conservatorium erop uit is een atelier te zijn waar het experiment niet uit de weg gegaan
wordt, en waar alle mogelijke disciplines elkaar kunnen kruisen - kortom: een plek waar
te leren valt.
© Frits van der Waa 2006