de Volkskrant van 25 januari 1993, Kunst, recensie
Nieuw Sinfonietta speelt lichtgewicht Russen
VARA-Matinee: Nieuw Sinfonietta Amsterdam met Artjomov, Korndorf, Schnittke en Bartók.
Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 29 januari, 20.02.
Russische componisten kennen geen lichtzinnigheid. Zo omschrijft Vjatsjeslay Artjomov zijn
muziek als 'een expressie van de onpeilbaarheid van het bestaan, van de meest innerlijke
gebeurtenissen - met andere woorden, een naar binnen gerichte weg naar een Andere Wereld die
leeft in de diepten van het hart.'
Dat er in Artjomovs Goerische Hymne, waarvan Nieuw Sinfonietta Amsterdam zaterdag de
eerste Nederlandse uitvoering gaf, een weg wordt afgelegd lijdt geen twijfel. Een klagende soloviool,
archaïsch cellogezang en een bedeesde buisklok zetten de toon voor een uiterst geleidelijk
verlopende tocht naar een over het complete strijkorkest verspreid geroezemoes. Het komt als
een reuze verrassing wanneer de muziek na een minuut of tien voor het eerst met behulp van een
modulatie een hoek omgaat. Ten slotte verdwijnt Artjomov achter de horizon.
Een verlokkend stuk, die Goerische Hymne, al gaat de tocht eerder langs een galerij
parfumzaken dan naar de diepten van het hart. Maar met zulk exquis reisgezelschap als Nieuw
Sinfonietta is daar geen enkel bezwaar tegen.
In Con sordino gebruikt Nikolaj Korndorf nagenoeg hetzelfde recept als Artjomov: de
luisteraar eerst een poos in een halfdonkere kamer laten zitten en dan opeens een gordijn
opendoen. Een ijl tinkelend do-re-mi-mozaïekje deelt zich vanuit het klavecimbel
geleidelijk mee aan de strijkers, Al gauw mag ook de sol meedoen, de la komt
er bij, en na geruime tijd verschijnt een omineuze gestalte, de fa. Het is opnieuw
overrompelend als die hele kar met krekels, na zo lang stil gestaan te hebben, plotseling een
helling van fraai gekleurde akkoorden af begint te rijden (en uiteindelijk nog thuis komt ook).
Een fijnzinnig stuk, maar ook uitgesproken licht van gewicht,
Dat laatste geldt ook voor Moz-Art à la Haydn, dat Alfred Schnittke in 1977
componeerde. Mogelijk heeft de componist iets diepzinnigers bedoeld dan de boertige en
fragmentarische Musikalischer Spass die ik er uit haalde.
Beduidend substantiëlere kost, die minstens even verzorgd werd opgedist, was Bartóks
Muziek uoor snaarinstrumenten, slagwerk en celesta, waarin dirigent Lev Markiz de motorische
uitbundigheid en de dundradige klankbalans van de verschillende delen grondig uitdiepte. In het
derde deel waren zowaar de krekeltjes er weer, dus het was een sluitend programma.
© Frits van der Waa 2006