de Volkskrant van 19 maart 1993, Kunst, recensie
Russische avant-garde omvat alle muziek die afweek in USSR
Katsjatoerian, Rabinovitsj, Silvestrov en Schnittke, door Alexei Ljoebimov,
Tatjana Beljakova e.a. De IJsbreker, Amsterdam.
Wat een spectaculair slagwerkconcert had moeten worden werd een haast ouderwetse
Liederabend. Want als er bij een toernee zo veel afspraken niet doorgaan dat er nog maar
één concert overblijft is een retourtje Moskou-Amsterdam voor een complete
percussiegroep aan de dure kant. Zo kwam het dat het Moskouse Alternativa Festival
woensdag in de 'festivalserie' van De IJsbreker slechts vertegenwoordigd werd door zijn
oprichter, pianist Alexei Ljoebimov, en sopraan Tatjana Beljakova, die nog verkouden was ook.
Nu zijn Russische muzikanten wel ergere tegenslagen gewend. Zo is de 48-jarige Ljoebimov,
voorvechter van de moderne en de oude muziek in Rusland, flink gedwarsboomd in het opbouwen van
wat nu pas een internationale reputatie begint te worden. Gedurende twee periodes in zijn leven -
een van vijf en een van zeven jaar - mocht hij het land niet uit. Door de perestrojka
kreeg Ljoebimov de mogelijkheid zijn gang te gaan. In 1988 nam hij het initiatief voor Alternativa
Moskou, dat sindsdien jaarlijks, in december, gehouden is. Het was het eerste moderne-muziekfestival
dat op particulier initiatief van muzikanten georganiseerd werd. Het uitgangspunt is te laten horen
wat nog niet bekend is: nieuw of oud, Russische of Westers. In de komende aflevering wil hij nieuwe
muziek combineren met 'bronnen' als niet-Westerse en volksmuziek.
Die aflevering is trouwens uitgesteld van afgelopen december naar september. De toekomst van het
festival is onzeker, gezien de precaire economische en politieke situatie in Rusland. Ljoebimov:
'We hebben veel minder kosten dan bij vergelijkbare festivals in het westen. Het is nu vooral
moeilijk - en dat geldt niet alleen voor ons maar ook voor klassieke programma's - om nog publiek
te trekken.'
Wat in Rusland verstaan wordt onder avant-garde en moderne muziek is - zo blijkt ook tijdens het
IJsbreker-concert - niet helemaal hetzelfde als in West-Europa. Het begrip omvat eigenlijk alle muziek
die niet strookt met de officiële, academische doctrines van de voormalige USSR.
Ais voorbeeld van dat soort muziek opende het programma met een sonate voor cello en piano uit
1966 van Karen Katsjatoerian (een neef van de Sabeldans-componist). De uitvoering door Hans
Woudenberg en Gérard van Blerk was even correct als de muziek zelf, die in zijn maniërismen,
maar helaas niet in zijn expressieve lading, sterk aan die van Sjostakovitsj doet denken. De
tegenstelling met de Drei Gedichte der Marina Zwetajewa, in diezelfde tijd gecomponeerd door
Alfred Schnittke, is enorm. Solide structuur wijkt voor de dramatiek van Beljakova's gezongen
declamatie, ondersteund door de klanksplinters die Ljoebimov - staand en vrijwel voortdurend met
een hand in het binnenwerk - uit de piano jaagt.
Nog zonderlinger dan Requiem pour une mariée noire, waarin Alexander Rabinovitsj een
slaapverwekkende poging onderneemt om minimal music en gevoelsuitdrukking met elkaar in
overeenstemming te brengen, was de muziek van Valentin Silvestrov. In zijn langgerekte, liederen,
merendeels im Volkston, was amper één noot te beluisteren die niet in de vorige eeuw
geschreven had kunnen zijn. Geraffineerd zijn deze liederen wel, sommige zijn ontroerend mooi in hun
eenvoud, en de uitvoering was boven alle lof verheven, maar acht stuks is te veel van het goede.
Verontrustend daarentegen is de gedachte dat er in een cultuur waar deze muziek als modern,
problematisch of controversieel beschouwd wordt, iets grondig scheefgegroeid moet zijn.
© Frits van der Waa 2006