de Volkskrant van 15 april 1993, Kunst, recensie
Wisselvallige aanloop opera tast bijna iedereen aan
De gletsjer door Wally
in baljurk bestegen
La Wally, van Alfredo Catalani, door de Nederlandse Opera o.l.v. Graeme Jenkins en Tim Albery.
Muziektheater, Amsterdam. Herhalingen t/m 4 mei.
Zoals het verhaal van La Wally begint in het dal en eindigt op de pieken van het
hooggebergte, zo begint ook de muziek die de jonggestorven componist Alfredo Catalani erbij
schreef op nogal laag-bij-de gronds niveau om ten slotte grote hoogten te bereiken. De eerste
Nederlandse enscenering van La Wally - 101 jaar na de première in Milaan - volgt
deze stijgende lijn. De toeschouwers moeten eerst dalen van ellende door om uiteindelijk bij de
top - nee, dat is te kras uitgedrukt, bij het gevoel aan te landen dat er op het podium iets
wordt bedreven dat raakt aan de essentie van opera.
Catalani, de weinig fortuinlijke concurrent van Puccini, schreef vijf opera's, waarvan
La Wally als enige repertoire heeft gehouden - tot op zekere hoogte althans, want ze was
in Nederland pas vorig jaar voor het eerst te horen in een concertante uitvoering onder auspiciën
van de KRO.
Er wordt heel wat opgerakeld in deze opera. De rode draad is de liefde tussen de vrijgevochten
bergbeklimster Wally (Janet Cessna) en de he-man Hagenbach (Barry McCauley), een verzwegen
liefde die achtereenvolgens leidt tot een vader-dochterconflict, een naijverige flirtpartij die tot
haatgevoelens leidt, een mislukte moordaanslag en een Liebestot in een lawine.
Behalve de twee hoofdpersonen lopen er een afgewezen minnaar, een verloofde, een aardig jongetje
en een autoritaire vader mee in het verhaal. De moeite die het Catalani en zijn librettist Luigi
Illica heeft gekost om die verschillende schaakstukken in positie te brengen verklaart het in
muzikaal opzicht onevenwichtig verloop van de eerste twee bedrijven.
Dat mag als verontschuldiging gelden voor Cessna en MacCauley, die door Catalani meteen in het
diepe worden gegooid en daar aanvankelijk zwaar overbelaste geluiden laten horen. Voor de
stoethaspelende vormgeving - die nota bene drie jaar geleden al is beproefd in de Bregenzer
Festspiele - en de grof aangezette karaktertekening is het geen excuus. Het op zich fraaie toneelbeeld
van Hildegard Bechtler wordt in drie van de vier bedrijven gedomineerd door een draaibare Alp, die
te pas en te onpas in beweging komt. En of die carrousel nog niet genoeg is, is er ook nog een
draaibaar huis, dat op eigen houtje mallemolen speelt.
De minder gelukte aspecten van de belichting - zoals afleidende slagschaduwen op de zijwand en
een licht in het huis dat uitgaat zodra iemand naar binnen stapt - kunnen nog vergoelijkt worden als
kinderziekten. Een exemplarisiche flater daarentegen is de enscenering van de 'Dans van de Kus', die
het hoogtepunt van het tweede bedrijf hoort te zijn. Het libretto en de muziek suggereren een
inzoomen op het emotionele steekspel van het dansende paar Wally en Hagenbach, dat niet te
volgen is voor de omstanders, die slechts afwachten of het Hagenbach zal lukken een kus te stelen.
Maar regisseur Tim Albery en choreografe Patti Powell maken er een publieke vertoning van, waarbij
de twee elkaar, zittend op stoelen, van meters afstand toeroepen, ondanks meeslepende muziek heen
en weer wandelen over de dansvloer, en hun tête-a-tête besluiten met de hele
menigte op schoot. Bewuste vervreemding? Gezien het realisme van de Tiroler klim-, duw- en
schietpartijen in de overige taferelen is het domweg onbeholpenheid.
De geest die hier regeert is een mix van de meer onzinnige aspecten die Opera Forum, de Hoofdstad
Operette en de vroegere Operastichting aankleefden. Zo is Albery er niet in geslaagd het Nederlands
Operakoor in toom te houden, gezien het gezwaai met glazen en geweren, en het dribbelwerk van de
oude stempel, hier en daar kracht bijgezet met een alles overstemmend geloei.
Dirigent Graeme Jenkins is hoorbaar gespitst op een spannende uitvoering, maar maakte vooral
het pianissimo zo extreem dat het nauwelijks over de rand van de orkestbak heen kwam en had
moeite zijn troepen in het gareel te houden. Het is alsof de wisselvallige aanloop van de opera
alles en iedereen heeft aangetast - met uitzondering van Elena Vink (innemend als het jongetje Walter),
de verstoten minnaar Philippe Rouillon, en de 72-jarige bas Jerome Hines, die imponeert als de strenge
vader.
Het is werkelijk een wonder dat in de loop van het derde bedrijf alles op zijn pootjes terecht
begint te komen. Cessna en MacCauley komen langzamerhand tot enige nuancering en Jenkins heeft
eindelijk muziek voor zich om in te bijten, muziek die zelfs dat rare gedraai van die berg een
filmische aannemelijkheid verleent. De slotakte is werkelijk muziekdrama op het scherp van
de snede. Dan stoort het niet eens meer dat Wally de Alp in een baljurk heeft bestegen en dat
Albery de handeling, gezien het vulkanische gedrag van de gletsjer, in een handomdraai naar IJsland
heeft verplaatst.
© Frits van der Waa 2006