de Volkskrant van 19 juni 1993, Kunst, recensie
Met Górecki naar hoger sferen
Torke, Feldman en Górecki, door het Radio Symfonie Orkest, Groot Omroepkoor en solisten
o.l.v. Kenneth Montgomery. Beurs van Berlage, Amsterdam.
Ogenschijnlijk had het Holland Festival drie onvergelijkbare grootheden in één
programma bijeengebracht. Het jongehondevertier van Michael Torke en de onthechte
geluidsbespiegelingen van Morton Feldman komen tenminste nog van dezelfde - Amerikaanse -
bodem, maar wat heeft een voorraad religieus getinte klankertsen, gedolven door de Pool
Henryk Górecki, daarmee te maken?
Na afloop van de donderdag met enig gejuich ontvangen uitvoeringen door het Radio
Symfonie Orkest hoefde de vraag niet meer gesteld te worden. Wat Torke, Feldman en
Górecki met elkaar verbindt is de manier waarop ze muzikale
texturen uitbuiten tot ze een onscheidbaar geheel vormen met de muzikale mededeling. Bovendien
weerspiegelde zich in het koppel Torke-Feldman de beweging
naar hogere sferen die de essentie is van Górecki's Tweede Symfonie.
Górecki - kort geleden was het niet meer dan een naam, inmiddels is het een
Begrip. De Derde Symfonie die de nu 59-jarige componist in 1976 schreef is
geleidelijk uitgegroeid tot een cult-compositie, hier verguisd, daar opgehemeld, maar
onweerlegbaar een tophit. Volgende week beleeft het stuk, dat al vier keer op de plaat
is gezet, zijn Nederlandse première in het Amsterdamse Concertgebouw.
Evenals die Derde van Górecki - zij het in mindere mate - laat de
vier jaar eerder gecomponeerde Tweede zich niet beluisteren zander ambivalente
gevoelens teweeg te brengen, zo beperkt, zo goedkoop zelfs zijn de middelen waarvan de
componist zich bedient. Een grote drieklank aantasten door er een halve toon naast te
gaan zitten, dat kan iedereen. Een stuk opbouwen door heen en weer te pendelen tussen
contrasterende segmenten, dat kan iedereen. Maar iemand die een bariton binnen een
pentatonisch ('zwarte toetsen'-) klankveld zich omhoog laat wurmen van een grondtoon
tot aan de banale stap naar de kwint, die stap dan even uitstelt door de niet minder
banale stap naar de halve toon daaronder, en die toon dan precies zo lang weet aan te
houden dat de doeltoon niet langer banaal is maar werkt als een dissonant, zo iemand is
een componist met griezelige vermogens.
Zo is ook het recept van Górecki's Tweede van een haast reactionaire eenvoud:
titanische worsteling, gevolgd door zoete verlossing. Dat komt uit het kookboek van Mahler. Maar
ook dit proces verschijnt bij Górecki in zijn kaalste, en daardoor meest ongenadige
gedaante. Het eerste deel is een aaneenketening van ritmisch heen en weer geschoven paukenslagen
en schuurpapier-akkoorden, afgewisseld met mildklinkende strijkersvelden en schrijnend
koper, die uiteindelijk allemaal in elkaar blijken te passen. Het aan- en afzwellen van
klankstromen van het tweede deel, inclusiefde massale hymnische koorzetting van een oude
Poolse melodie, is daarentegen van een haast onverkwikkelijk hedonisme. Górecki's
muziek heeft iets van een kaartenhuis dat met geen mogelijkheid omver te krijgen is.
De vocale componenten van de uitvoering waren voortreffelijk. Kenneth Montgomery verleidde
het Radio Symfonie Orkest tot het leveren van bevredigend, zij het niet puntgaaf samenspel.
Minder overtuigend was het orkest in Feldmans nogal neutraal neergezette Coptic Light,
maar toch kregen de langsglijdende lichtbundels van deze eigenaardige vuurtoren-muziek
geleidelijk meer samenhang en subtiliteit. Torkes Copper, een oppeppend stuk dat
ondanks een stevige Stravinsky- en Coplandschering en een lichte minimal-inslag
een originele agressie uitstraalt, vraagt om de snijdende precisie die bij de betere
Amerikaanse orkesten tot de standaardvoorraad hoort. Die bleek het Radio Symfonie Orkest
niet in huis te hebben.
© Frits van der Waa 2006