de Volkskrant van 12 juli 1993, Kunst, recensie
Nyman wil consequent en tegelijk inconsequent zijn
Festival Nieuwe Muziek: werk van Michael Nyman en Graham Fitkin door het
Xenakis Ensemble. Aurelia Saxofoon Kwartet e.a. Oostkerk, Middelburg.
De linkerhand pompt gestage kwartnoten, de rechter mokert in
achtsten, twee keer zo snel. Simpele akkoorden, doorgaans vier in
getal, in een voortdurend rondgaande cyclus. Een zeker simplisme
kan de muziek van de Engelse componist Michael Nyman niet ontzegd
worden. 'Ik houd van muziek die stoort,' stelt de auteur in alle
gemoedsrust.
Het werk van Nyman, die de afgelopen dagen te gast was bij het
Festival Nieuwe Muziek Zeeland als composer in residence, is inderdaad
storend, soms op het irritante af. Bij pianofirma De Hamernoot, die
zes vleugels beschikbaar stelde, zal men niet voorzien hebben dat de
naam van het bedrijf zoveel eer zou worden aangedaan.
Nyman is een exponent van de Engelse tak van minimal-componisten
en dankt zijn bekendheid vooral aan de muziek die hij componeerde voor
de films van Peter Greenaway. Daarnaast werkte hij gestaag door aan een
omvangrijk oeuvre: kamermuziek, balletten, vocale muziek en opera's. Hij
is nu 49 jaar en staat op het punt door te breken als serieus
componist. De uitgever Chester Music gaat zijn werk publiceren, en op het
Argolabel zijn al enkele Nyman-cd's uitgebracht. Toch is het drie concerten
tellende Nyman-project in Middelburg het eerste in zijn soort.
Nyman staat, te oordelen naar zijn recente werk, niet stil. 'De typische
Nyman-muziek,' zegt hij zelf, 'is een stuk met het soort spanning dat je ook
hebt op een achtbaan. Je wordt meegesleept door de vaart, en je kunt er niet
af. Maar je kunt ook worden meegesleept door momenten van rust. Mijn stukken van de laatste tijd
zijn veel caleidoscopischer. Ik ben nu, meer dan vroeger, geïnteresseerd in
het tegenover elkaar zetten van verschillende dingen, in een soort montage. Dat
is geen opzettelijke beslissing geweest: hoe kan ik mijn esthetiek veranderen. Het
ideaal is volgens mij om tegelijkertijd consequent en inconsequent te zijn.'
Hoewel hij inmiddels een streep heeft gezet onder zijn carrière als filmcomponist
kruipt het bloed waar het niet gaan kan: vorig jaar nog schreef hij muziek voor
The Piano, een film van Jane Campion die onlangs op het filmfestival van Cannes
met de Gouden Palm werd bekroond. Doordat hij een aantal van zijn composities,
met name zijn muziek voor The Draughtman's Contract en Drowning by Numbers,
baseerde op flarden uit klassieke en barok-muziek is Nyman enigszins behept
geraakt met het stigma van de leentjebuur.
'Het probleem is dat ik eerlijk ben,' zegt hij. 'Als ik materiaal van oudere
componisten gebruik zeg ik dat ook. Gedeeltelijk uit didactische overwegingen:
om reacties te voorkomen als "Dit klinkt als Albinoni, of Pachelbel", terwijl
het overduidelijk Purcell is. En gedeeltelijk om te laten zien hoe slim ik ben. Ik
ben geïntrigeerd door de manier waarop de muziek uit het verleden in elkaar gezet
is. En door een fragment van bijvoorbeeld Mozart als het ware onder de microscoop
te leggen kan ik er mogelijkheden van exploreren waar Mozart nooit aan gedacht kon
hebben. Ik houd bijvoorbeeld van de rock & roll van de jaren vijftig, van die
ijssalonmuziek met heel eenvoudige akkoordopeenvolgingen. En als ik die aantref
in muziek uit het verleden, waar ze natuurlijk een heel ander doel hadden, kan ik
dat combineren. Dat is in zekere zin het herscheppen van het verleden met behulp
van mijn persoonlijke waarnemingen van het heden.'
Een weekeindje Middelburg met Nyman leidt tot extreem wisselvallige
ervaringen. Nymans geliefkoosde middelen - simpele akkoorden, vette
ensembleklank, en een motoriek die voornamelijk steunt op toonherhalingen -
zijn te rudimentair voor woorden. Ook wanneer hij diepzinniger muziek nastreeft
is de opbrengst identiek: doorgaans niet meer dan geluid-in-beweging.
maar een enkele keer raak.
Tegenover de massieve banaliteit van het pianoduet Water Dances uit 1986
staat het tien jaar eerder gecomponeerde 1-100, waarin zes ritmisch vrijgelaten
pianisten een curieuze klankschemer oproepen. Het gekunstelde gezever van het
koperkwartet Masque Arias contrasteert met de recht-voor-zijn-raap-nummertjes
van Prospero's Book, uiterst vitale en luide muziek die met aanstekelijk elan
platgetreden harmonische paden afloopt en het Xenakis Ensemble tot een elektriserende
uitvoering verleidt.
Wat beklijft is de indruk dat Nyman zich te buiten gaat aan veelschrijverij,
met alle nadelige gevolgen vandien. Een componist met karakter, maar niet bepaald
briljant.
Zijn 30-jarige landgenoot Graham Fitkin daarentegen blijkt een aanstormend talent
waarvan nog veel goeds te verwachten is. In zijn monumentale, drie kwartier durende
trilogie Log, Line, Loud voor zes piano's brengt hij het harmonisch besef van
een Louis Andriessen, de wemelende texturen van een Steve Reich en de uitbundige
lawaaierigheid van Antheils Ballet mécanique tot een even uitgebalanceerde als
adembenemende fusie. Dat is~ de ontdekking van deze jaargang Nieuwe Muziek:
niet Nyman, maar Fitkin.
© Frits van der Waa 2006