Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

de Volkskrant van 25 september 1993, Kunst, recensie

Een blokfluit met een verbazende intensiteit

Donatoni, Janssen, Yun, Heppener en Boeke, door Walter van Hauwe e.a. De IJsbreker, Amsterdam.

Mooier dan op een viool, een Hawaii-gitaar of een zingende zaag zijn de glissando's die je op een blokfluit kunt spelen. Gewoon je vinger langzaam van een gaatje laten glijden. Niet dat je dan meteen mooie muziek hebt. Daarvoor moet je WaIter van Hauwe heten en 's werelds beste blokfluitspeler zijn.

De Nederlandse componist Guus Janssen heeft het wezen van de blokfluit eveneens doorschouwd. In zijn Zangbodem, voor piano en blokfluitkwartet heeft hij zowel het gebrek, de betrekkelijk identiteitsloze kwaliteit van de toon, als de verdienste ervan, dat fabelachtige glijvermogen, uitgebuit. Het drie jaar oude stuk beleefde donderdag zijn eerste uitvoering tijdens een IJsbreker-programma waarin Van Hauwe de hoofdrol speelde.

Janssen laat de vier blokfluiten fungeren als 'zangbodem' voor de piano. Aanvankelijk klinkt elke door de pianist (Janssen zelf) gespeelde toon door in het kwartet, maar waar de piano stappen maakt glijden de blokfluiten veelal traag van toon naar toon. Dat maakt de muziek buitengewoon bizar, zeker wanneer de partijen wat zelfstandiger worden en de dissonanten van het begin wijken voor bekende, zij het zonderling gorgelende akkoordverbindingen. Even mogen de blokfluiten voor jachthoorn spelen, maar kort daarna valt de motor van de muziek stil.

The Song van Van Hauwes oude speelkameraad Kees Boeke, was te veel op deze toch al oorverlammende blokfluitavond.

In de overige onderdelen schitterde Van Hauwe als solist. Franco Donatoni voorzag hem van twee kwikzilverige stukjes, Nidi II en Sweet. Het eerste is hikkerig en fragmentarisch, het tweede vervalt na een extreme opening die Van Hauwe dwingt zich in twee blokfluitisten te splitsen - wat hij pijnloos volbrengt - tot het bijna-niets. Dit is muziek waarmee het nog schamele eigentijdse blokfluitrepertoire een stuk verder komt. Een beetje met de linkerpink gemaakt, maar zelfs die hoort nog altijd bij een meesterhand.

Vier chinesische Bilder van de Koreaanse nestor Isang Yun klinkt als muzikale kalligrafie. Elk deel is geschreven voor een ander lid van de blokfluitenfamilie en heeft daarmee een eigen kleur. Oe timbres die Van Hauwe uit de lage instrumenten haalt zijn van een verbazende intensiteit. Yuns muziek is overwegend meditatief, maar in het derde deel buitelt de hoge sopraan rond als in een Middeleeuwse saltarello.

Ook in Toonladder van Robert Heppener doemt kortstondig muziek uit dat tijdperk op, als een kortstondig rustpunt in een knap gebouwde spanningsboog waarbinnen het hele register van de altblokfluit wordt verkend, wat onder andere leidt tot - opnieuw - adembenemende glissandi. Maar nog intrigerender zijn de beginmaten, waarin Van Hauwe tegelijkertijd zingt als een blokfluit en speelt als een zanger.


© Frits van der Waa 2006