de Volkskrant van 15 november 1993, Kunst, recensie
Vriend stapelt, wrikt en trekt
noten en ritme
Busoni, Knussen en Vriend door Geoffrey Madge, Lucy Shelton, Jos Zwaanenburg en The Barton
Workshop, in de IJsbreker, Amsterdam.
Voor Jan Vriend, als pleitbezorger van Varèse en Xenakis, als oprichter
van Het Asko Ensemble en als een van de weinige vertegenwoordigers van
de complexe-nootjes-richting in Nederland, is de 'bevrijding van de klank'
altijd een biimen handbereik liggende utopie geweest. Muziek is voor hem
niet in de eerste plaats een kwestie van regeltjes, systemen en telwerk,
maar bovenal een kwestie van conflict en samenwerking, zeg maar 'gedrag'.
'Dat komt ook tot uiting in de titel van zijn meest recente stuk,
Symbiosis, een concertant werk waarin fluitist Jos Zwaanenburg en
The Barton Workshop (vijf strijkers en twee lage blazers), gedirigeerd
en in de slotfase per piano gesteund door de componist, zich in de loop
van een half uur met elkaar vereenzelvigen.
Het is een opmerkelijk, om niet te zeggen bizar stuk, omdat Vriend
hier de klank lijkt te willen bevrijden van het taboe dat in de loop
van deze eeuw is gaan rusten op het gebruik van tertsen, kwinten,
drieklanken en ander schoons.
Dat taboe is al eens gebroken, door de minimalistische componisten
van de jaren zestig en zeventig, maar hun werk heeft bij de overige
subdivisies van de moderne muziek weinig navolging gevonden. Ook
Vriend heeft geen boodschap aan zulke muzikale geometrie. De
compositietechnieken die hij hanteert in Symbiosis zijn regelrecht
Xenakis-achtig: er is sprake van klankvelden, van evolutie, van
akkoorden die worden 'vervuild' of 'veroverd', van desintegratie
en fusie, maar in plaats van de dissonanten en de clusters die dit
soort muziek plegen te regeren maken hier de consonanten de dienst
uit. Alleen zijn ze niet onderworpen aan de hiërarchische wetten van de
functionele harmonie. Vriend stapelt naar ze believen, wrikt en
trekt met behulp van kwarttonen en boventonen, langs elkaar
pendelende ritmes, jankende glissandi en in elkaar schuivende
klankfloersen.
In de loop van het stuk doen zich allerlei zonderlinge associaties
voor. Er. duikt een melodie op die sterk doet denken aan de
hymn tunes die Charles Ives in zijn muziek gebruikte, bluesy
combinaties van grote en kleine tertsen hebben zelfs iets
Gershwin-achtig, en een kwintstapeling klinkt - ongetwijfeld
met opzet - als een stemmend orkest, dat overigens prompt wordt
doorgecomponeerd naar hogere regionen. Regelmatig doet ook
traditioneel 'gedrag' zijn intrede in de muziek. Dan speelt
het strijkkwartet 'strijkkwartet', en Vriend voor 'klavierleeuw' -
hetgeen kort voor het slot culmineert in een hilarische maat met
hoempa-hoempa.
Met dat al is Symbiosis een stuk dat, uit hoeveel vaatjes het ook
bijeengetapt is opvalt door een haast vriendelijke, welluidende
ensembleklank en een sterke doorgaande lijn, waaraan solist
Zwaanenburg met zijn forse toon een stevige bijdrage levert.
Het programma, een coproduktie van de VARA en de IJsbreker,
werd geopend door pianist Geoffrey Douglas Madge met de Tweede
Sonatine van Ferruccio Busoni uit 1912. Busoni had een scherpe
geest en was een van de eersten die de 'bevrijding van de klank'
profeteerden. Zijn muziek, een merkwaardig mengsel van
nieuwe klankvisioenen en resten romantische gestiek, vormde een
goede pendant van Vriends al even hybride compositie. Vergeleken
daarbij ontsponnen de twee uitgevoerde werken van Oliver Knussen
zich als weinig opwindende lijnen van welgevoeglijkheid onder de
grootste gemene deler van Madge's pianistiek.
© Frits van der Waa 2006