de Volkskrant van 15 februari 1994, Kunst, recensie
Trefzeker portret van Mallarmé
Boulez en Berlioz, door orkesten van het Rotterdams Conservatorium o.l.v. Arie van Beek. Doelen, Rotterdam. Herhaling (alleen Boulez): Amsterdam (vanavond) en Den Haag (17/2).
De confrontatie tussen Hector Berlioz en Pierre Boulez, de twee grote Franse muziekvernieuwers, kreeg zaterdag in de Rotterdamse Doelen de gedaante van een ongelijke strijd. Tegenover Boulez' Pli selon pli, een van de belangrijkste werken van deze eeuw, stond Berlioz' Grande Symphonie Funèbre et Triomphale, een werk dat afgedaan moet worden als een van de onbeduidendste uit 's mans hele oeuvre.
Ook als dirigent Arie van Beek zijn conservatoriumstudenten en het uit zeven koren bijeengerekruteerd monsterkoor ertoe had weten te verleiden meer reliëf in de uitvoering te brengen, was de G.S.F.e.T. niet meer geworden dan het in wezen is: een mooi stuk gebruiksmuziek, dat in de concertzaal de uitwerking heeft van een uit de hand gelopen borduurkransje.
Het had zo spannend kunnen zijn: de combinatie van de twee grote componisten, de een (Berlioz) impulsief en warmbloedig, de ander (Boulez) gereserveerd en cerebraal, maar beiden gezegend met een griezelig groot klankbesef. Maar het conservatoriumproject rond de twee B'z-componisten is nog niet ten einde: in een volgend programma, op 24 februari, treden ze opnieuw met elkaar in het krijt.
De leerlingen van het Rotterdams Conservatorium zullen er hoe dan ook veel van hebben opgestoken, zo niet van Berlioz, dan toch op zijn minst van Boulez. Het vijfdelige 'portret van Mallarme' beleefde in 1960 zijn eerste integrale uitvoering. De versie die in de Doelen klonk is van 1990, want de componist is er aan blijven sleutelen.
De relaties die Boulez legt tussen Mallarme's poëzie en zijn daarop gebaseerde composities gaan me - bij het lezen van zijn commentaren, maar vaker nog bij het beluisteren van de muziek - meer dan eens boven de pet. Boulez wil meer maken dan een simpele toonzetting; hij wil het wezen en de structuur van de taal transformeren in muziek. 'Een gedicht waaromheen muziek is gekristalliseerd kan, als een fossiel, tegelijk herkenbaar en onherkenbaar zijn, een kern en toch afwezig', schreef hij in 1962.
De orde die Boulez aanbrengt in het geluid heeft inderdaad veel weg van kristallisatie of, zo men wil, van vergelijkbare fysische processen als sedimentatie of condensatie. Zo blijven de noten van de allereerste frase die de sopraan zingt hangen in het orkest, als condensstrepen achter een straaljager - een vergelijking die overigens geen recht doet aan de adembenemende trefzekerheid van Bernadette Degelin.
Het hart van Pli selon pli wordt gevormd door drie naar verhouding korte, maar uiterst gedifferentieerde Improvisations, waarbij de sopraanpartij wordt omgeven door spaarzame, ritselende en metaal-achtig gonzende klanken. De beide hoekdelen zijn omvangrijk en orkestraal. Het openingsdeel Don is statisch en helder geleed; het slotdeel, Tombeau, is veel actiever.
Van Beek modelleerde zowel de details als de grote tijdsstructuren met grote precisie. En hoewel het laatste deel de capaciteiten van de musici hoorbaar op de proef stelde, mag op deze uitvoering gerust dat etiketje van Berlioz geplakt worden: Triomphale.
© Frits van der Waa 2006