de Volkskrant van 23-04-1994, Pagina 11, Kunst, recensie
Fortepiano rinkelend middelpunt
Arriaga, Mozart en Beethoven door Anima Eterna o.l.v. Jos van
Immerseel. Concertgebouw, Amsterdam.
Met de praktijk van de cadens kun je als luisteraar zo je problemen hebben.
Een cadens is een passage in een soloconcert, een soort van demarrage van de
solist, die een poosje in zijn eentje door mag fietsen, om ten slotte weer
ingehaald te worden door het peloton. En dan is de race (concerteren betekent
immers ook 'wedijveren') dikwijls meteen afgelopen.
Lang geleden werden cadensen altijd geïmproviseerd door de solist. Maar
dat vermogen is sinds de dagen van Beethoven en Mozart alom getaand, zodat de
musici tegenwoordig hun uitstapjes maken aan de hand van al dan niet door de
componist zelf opgeschreven noten. Dat is één ding. Het andere
is dat de cadens doorgaans op een punt in de compositie verschijnt waar hij
formeel niet logisch is. Een vormverstorend element zogezegd.
Het verschil moet puur psychologisch zijn, maar het probleem doet zich niet
voor wanneer een musicus het op eigen houtje rooit, zoals Jos van Immerseel
dat donderdag deed in Mozarts Pianoconcert KV 456. Dan wordt een cadens
opeens een waar culminatiepunt, een sprong in het duister in plaats van een
verplichte feestrede, levend weefsel in plaats van dode letter.
De lef en spontaniteit die daaraan te pas komen, zijn even kenmerkend voor
Van Immerseel als zijn grondige kennis van zaken. Die eigenschappen waren
bepalend voor het hele optreden van zijn eigen 'authentiek' spelende orkest,
Anima Eterna. Met Mozarts pianoconcert is het gezelschap door en door
vertrouwd, wat leidde tot een gepolijste, maar daarom niet minder
sprankelende uitvoering, met Van Immerseel zelf en zijn briljant rinkelende
fortepiano in het middelpunt.
Beethovens Tweede Symfonie vormde de hoofdschotel. Het orkest demonstreerde
hierin hoeveel tinten het op het palet heeft, en hoe het die in transparante,
maar krachtige streken weet op te brengen. In dat spectrum zijn naast de
veelkleurige blazerspartijen vooral de baspartijen en het middengebied op
althoogte markant, zonder de zilverige lijnen van de eerste violen te
overschaduwen. Vooral in het eerste deel openbaarde zich Van Immerseels
agogisch talent, in muziek die voortdurend vooruit lijkt te kijken, en waarin
allerlei wemelingen, langzaam of snel, meegevoerd worden met dezelfde
onophoudelijk aanrollende branding.
De uit de kluiten gewassen toegift, de Saltarello uit Mendelssohns Italiaanse
Symfonie, klonk weliswaar minder geciseleerd, maar was even onstuitbaar en
bevatte bovendien verscheidene venstertjes in het brede front, waarachter een
kamermuzikale intimiteit zichtbaar werd.
Met de ouverture Los esclavos felices die de Spaanse componist Juan
Crisóstomo Arriaga (1806-1826) op zijn dertiende componeerde, kreeg het
programma een originele en innemende opmaat, waarmee Anima Eterna het nog
voor zijn twintigste gestorven wonderkind een verdiende eer bewees.
© Frits van der Waa 2006