de Volkskrant van 13-06-1994, Pagina 11, Kunst, recensie
Residentie-orkest griezelig dicht bij bacchanaal
Miaskovski, Franck en Ravel, door het Residentie Orkest o.l.v. Evgeni
Svetlanov. Concertgebouw, Amsterdam.
Nikolai Miaskovski (1881-1950), wiens vijfentwintigste symfonie vrijdag een
eenmalige uitvoering beleefde onder handen van het Residentie Orkest en zijn
chefdynamiet Evgeni Svetlanov, zal geen makkelijk componistenleven hebben
gehad. Hij was circa twintig jaar ouder dan Sjostakovitsj, Katsjatoerian en
Prokofjev, en niet bepaald een woeste experimenteel, maar net als zij werd
hij desondanks aan de schandpaal genageld wegens het componeren van
'bourgeois'-muziek, formalistische tendenzen, of wat voor stokken de
apparatsjiks maar vonden om mee te slaan.
Het treurige is niet alleen dat deze beschuldigingen uiteraard kant noch wal
raakten, maar vooral dat Miaskovski's oeuvre, waaronder niet minder dan 27
symfonieën, inmiddels vrijwel vergeten is - dit in tegenstelling tot het
werk van Sjostakovitsj en Prokofjev, die overigens de herwaardering van hun
muziek evenmin zelf hebben mogen meemaken.
'Met indrukwekkende integriteit zocht hij een oeuvre lang naar creatieve
vormen van conformisme', noteert Jan van Laar in de toelichting bij het
concert. Het was te horen. Miaskovski's Vijfentwintigste Symfonie uit 1946 is
vooral héél mooi, en had even goed een halve eeuw eerder
gecomponeerd kunnen zijn. Het door het Sovjetregime gepropageerde
sociaal-realisme wordt in dit oud-Russisch getinte, warmbloedige, innig
zingende stuk even behendig omzeild als alles wat maar zou kunnen zwemen naar
'modern', 'twintigste-eeuws' of 'vernieuwing'. Wat maakt zo'n stuk benieuwd
naar een stuk als de Zesde 'Revolutie'-Symfonie uit 1924, die de componist
jaren na dato op een zware reprimande te staan kwam.
Het tekent de smaak van Evgeni Svetlanov, een grandioze dirigent, maar wel
een wiens voorkeur onmiskenbaar uitgaat naar muziek waaraan je je geen buil
kunt vallen: Schubert, Beethoven, Brahms, Sheherazade, The Planets, om
maar een paar van de hits te noemen die hij voor het komend seizoen in petto
heeft. Maar Miaskovski, Frank en Ravel kregen in elk geval een ovationeel
onthaal in de Grote Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw, die dankzij een
tweetal busladingen uit het Haagse een net niet angstwekkend ontvolkte
aanblik bood.
Het is waar: wat Svetlanov doet, doet niet eens zo veel ter zake, want de
manier waarop hij het doet is hoe dan ook fabuleus. Het Residentie Orkest
klinkt als herboren. Svetlanov heeft aan een enkel, plastisch gebaar genoeg
om uitgebalanceerde tinten en klankvolumes op te roepen uit een palet dat
reikt van diepe, orgelende timbres, tot ijle, strelende rietkoren.
In even vervoerende omberen en okeren schakeringen klonk César Francks
symfonische gedicht Psychè, waarin vooral het eerste deel, dat
Psyche's droomslaap schildert, imponeerde door de muzikale dramaturgie, die
het beeld opriep van een rustig deinende zee, waaruit van tijd tot tijd traag
een ontzagwekkende Leviathan opduikt.
In de Daphnis et Chloé-suite van Ravel trok de dirigent geleidelijk
alle registers open, waardoor het opzwepende slottafereel een karakter kreeg
dat griezelig dicht bij dat van een bacchanaal kwam. Maar ook hier hield
Svetlanov, als een superieure kastelein, de graad van beschonkenheid en de in
watervallen uitstromende vloed van wijn en wodka nauwlettend in evenwicht.
© Frits van der Waa 2006