de Volkskrant van 02-09-1994, Pagina 11, Kunst, recensie
Rosdjestvenski heeft merkwaardige magie
Rimski-Korsakov, Sjostakovitsj en Strauss, door het Rotterdams
Philharmonisch Orkest o.l.v. G. Rosdjestvenski. De Doelen, Rotterdam.
Met clowneske wanhoop, alsof hij er ook niets aan kan doen dat het orkest
zulke zotte capriolen uithaalt, blikt Gennadi Rosdjestvenski over zijn
schouder, en blijft met een ander deel van zijn lijf onverstoord de maat
slaan. In de afgeladen Doelenzaal wordt luidop gegniffeld. En hoppekee,
meteen gaat de uitzinnige potpourri van Johann Strauss' Hommage au public
Russe voor de zoveelste keer een hoekje om. Het Rotterdams Philharmonisch
Orkest staat voor niets.
Tussen de jurybedrijven van het Kondrasjin Concours door opende
Rosdjestvenski, de grote man van het Russische Staatssymfonieorkest, woensdag
het seizoen van het Rotterdams Philharmonisch, met een programma waarin ernst
en luim in treffende verhouding naast elkaar stonden. Een voorbode van het
aanstaande concertseizoen wellicht, want daarin is ook plaats voor vertier.
Zo heeft het orkest zijn Promconcerten weer in ere hersteld, waarin, om maar
wat te noemen, temidden van kleine Nachtmusiken en Notekrakers de paukenist
van het orkest zal soliëren in een concert van William Kraft.
Het komende seizoen in Rotterdam lijkt hier en daar nog een klein beetje op
het vorige, waarin, bij ontstentenis van een chef-dirigent, een record-aantal
gastdirigenten voor het orkest stond. Het tij is gekeerd, want de
Rotterdammers hebben inmiddels wel degelijk een chef: Valeri Gergjev.
Weliswaar heeft de Razende Roeland uit Rusland dit jaar niet meer dan drie
keer een gaatje gevonden waar nog een bezoek aan Rotterdam in te wurmen viel,
maar zo zij het. En als je daarnaast geregeld je stoepje laat schrobben door
Mariss Jansons, Claus Peter Flor en Hans Vonk, en je besteedt de bonte was
uit aan een Rosdjestvenski, dan mag je aannemen dat je huishouden geregeld
is.
Het inlevingsvermogen waarmee Rosdjestvenski, die het komende jaar nog twee
maal te gast is in Rotterdam (met een hommage-concert voor Luciano Berio en
een programma met veel Elgar), woensdag voor Jan Steen speelde bevestigde
slechts de merkwaardige magie van de man wiens vingerkootjes welsprekender
zijn dan menig groot gebaar bij een ander. Vóór de bok, in
plaats van er op, bijna midden in het orkest, legde hij eerst, geleidelijk en
schijnbaar terughoudend, Rimski-Korsakovs Sjeherazademuziek bloot in al haar
voluptueuze pracht. Het contrast met het furieuze entertainment in
Hypothetically murdered, de door Gerard McBurney gereconstrueerde suite uit
de toneelmuziek die Sjostakowitsj voor een in 1932 opgevoerde komedie
schreef, kon nauwelijks groter zijn. In dit werk stoeit Sjostakovitsj nog
onbekommerd met de pastiche- en persiflage-technieken die in zijn latere werk
zo'n schrijnende lading zouden krijgen. Boeiend, maar vooral vermakelijk. De
aansluiting met Strauss' Russische Hommage en de Niko Polka, eveneens van
zijn hand, maar door Rosdjestvenski bewerkt voor orkest, was vrijwel
naadloos. Alle grapjes, tournures, verzwegen akkoorden en kleurcontrasten die
bij Sjostakovitsj zo zwaar op de spits gedreven zijn, zijn in aanleg al
aanwezig in de muziek van Strauss. In hoeverre Rosdjestvenski of andere
bewerkers nog hebben rondgestoeid met deze muziek is moeilijk na te gaan,
maar enige mystificatie lijkt wel degelijk in het spel. Want dat Strauss een
autotoeter geïmiteerd zou hebben, of de musici een paar maten zou
hebben laten meezingen van lalala - een opgaaf die het orkest overigens even
voortreffelijk volbracht als alle andere in dit optreden - dat lijkt niet erg
aannemelijk.
© Frits van der Waa 2006