de Volkskrant van 16-12-1994, Pagina 12, Kunst, recensie
Verbetenheid Solti drukt op zijn musici
Beethoven en Bartók, door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v.
Georg Solti m.m.v. Evgeni Kissin. Concertgebouw, Amsterdam.
Op het eerste gezicht was het een verre van avontuurlijk programma dat het
Concertgebouworkest woensdagavond uitvoerde: Beethoven en Bartók. Maar
het programma was een onmisbare schakel in een reeks van zes concerten waarin
het werk van Bartók in perspectief wordt gezet. Zoals in een
perspectieftekening de horizon misschien niet het meest opwindende, maar wel
het meest essentiële onderdeel is, zo is een Bartók-serie niet
compleet zonder Beethoven. Het is tekenend de nieuwe lijnen die dit seizoen
bij het orkest zijn uitgezet door artistiek directeur Jan Zekveld.
Bovendien ontstijgt zo'n programma onmiddellijk aan het alledaagse wanneer er
iemand op de bok staat die nota bene nog bij Bartók gestudeerd heeft:
de 82-jarige, maar nog buitengewoon kwieke veteraan Georg Solti. Voeg daarbij
het aandeel van de bijna zestig jaar jongere mirakelpianist Evgeni Kissin, en
dan is er al nog voor er een noot geklonken heeft sprake van een evenement.
De combinatie sloot als een bus, maar liet erg weinig ruimte voor
poëzie. Die kwam alleen aan bod in Kissins ingekeerde interpretatie van
het Adagio van Beethovens Vijfde Pianoconcert. In de hoekdelen schitterde de
jonge Rus door zijn lenig en krachtdadig, maar volstrekt helder spel, waarbij
ritmes, lijnen en akkoorden, ja zelfs de pianotoetsen ronddansten als
elastieken ballen in de handen van een jongleur. Kissins meesterschap over
het klavier is enorm; zijn zelfvertrouwen is zo mogelijk nog groter, zodat
hij incidenteel - en in zijn toegift, een hongaarse dans van Brahms, bijna
non-stop - over de schreef gaat.
Solti's manier van musiceren is, hoe scherpzinnig en meeslepend ook, altijd
wat verbeten, en het Concertgebouworkest krijgt onder zijn handen een bijna
terneerdrukkende massiviteit, die bij Beethovens derde Leonore-ouverture
zelfs in de ijlste pianissimo's voelbaar was. Wel is hij de aangewezen man om
Beethovens op de spits gedreven verwerking van thematisch materiaal bloot te
leggen, die bij Bartók een zo mogelijk nog geconcentreerdere
voortzetting krijgt.
Solti's greep op de materie van de Muziek voor snaarinstrumenten, slagwerk en
celesta leidde tot een stuwende uitvoering, waarover niettemin lichte
nevelsluiers hingen, vooral in de pizzicato-passages. Het streven naar een
ietwat eenzijdig, zakelijk klankbeeld is alleszins verdedigbaar, maar bleek
zich hier uiteindelijk tegen zichzelf te keren.
© Frits van der Waa 2006