de Volkskrant van 17-03-1995, Pagina 10, Kunst, recensie
Finsterer beheerst stroomversnelling
Lang, Finsterer, Martland, Wolfe en Andriessen, door het Nederlands
Kamerorkest o.l.v. Reinbert de Leeuw. Beurs van Berlage, Amsterdam.
Herhaling: Utrecht, 17/3.
Wat een aankomend componist van een volleerd meester in het vak kan leren, is
vrijwel even ongrijpbaar als het antwoord op de vraag wanneer een componist
eigenlijk volleerd is. Natuurlijk willen alle componisten leren net zulke
goede muziek te schrijven als hun leermeesters. Maar natuurlijk zijn ze er
niet op uit om net zulke muziek te schrijven, en de beste leermeesters weten
dat ook.
Maar soort zoekt soort, en daardoor lijken leerlingen soms al op hun
leermeesters voordat ze één les hebben genoten. Zo heeft een
componist als Louis Andriessen, die met zijn open oor voor Machaut, Messiaen
èn Motown tot het soort leraren hoort dat in sommige buitenlanden
zeldzaam is, de afgelopen jaren menige geestverwant van over de grenzen mogen
verwelkomen.
Voor het programma dat het Nederlands Kamerorkest deze week uitvoert heeft
Andriessen vier stukken van zulke verwante geesten mogen combineren met werk
van eigen hand. Wat de vier componisten (die overigens niet allemaal
daadwerkelijk bij hem in de klas hebben gezeten) ook van hem geleerd mogen
hebben, de elektriserende uitvoeringen onder Reinbert de Leeuw maakten
duidelijk dat we te maken hadden met uitgesproken persoonlijkheden.
De muziek van Steve Martland heeft nog het meest gemeen met die van
Andriessen. Uit zijn strijkersstuk Crossing the border spreekt dezelfde
belangstelling voor strenge canons, blok-achtige akkoorden en
quasi-minimalisme. Het proces is iets te lang uitgesponnen om de aandacht tot
het eind toe vast te houden, anders dan bij Fire and forget van David Lang,
dat naar meer smaakt. Lang haalt een opvallend beukend geluid uit het
strijkorkest, waarmee hij binnen de kortste keren een rechtstreekse
verbinding to stand brengt tussen Jimi Hendrix en Igor Stravinsky. Vervolgens
poogt de muziek, al schuivend en onregelmatig stampend, onschuldiger regionen
te bereiken, wat een boeiend spanningsveld oplevert.
The Vermeer Room van Julia Wolfe was zes jaar geleden al te horen tijdens het
Rotterdamse Confrontaties-festival, en beleefde een allezins verdiende
reprise. Het is een intrigerende studie in 'verdichting', die zich zowel
afspeelt in ritmes en harmonieën als in timbres en een fraaie climax
bereikt in een smederij-muziek van bijna Wagneriaanse allure. Het stuk heeft
een opvallend open en welluidend karakter, mede door een ongegeneerde maar
steeds dubbelzinnige toepassing van majeur-drieklanken.
Het meest verrassende en on-Andriessenachtige werk was Ruisselant van de
Australische componiste Mary Finsterer. De titel van het stuk ('vloeiend')
moet vooral als metafoor voor de grote vorm opgevat worden, want de directe
oppervlakte is kaleidoscopisch, fel en weerbarstig, op het agressieve af,
zodat de muziek meer weg heeft van een stroomversnelling. Maar Finsterer
heeft deze turbulente materie volledig in haar greep, en dat haar verblijf in
Nederland niet meer opzien heeft gebaard is merkwaardig.
Andriessen vergeleek dit programma tijdens zijn woordje vooraf met een
vakantie van het 'andere soort'; een die niet draait om zon en zwembad, maar
waarin je expres naar een land toegaat waar je de taal niet kent. Desondanks
kan de taal van zijn eigen compositie Dances, waarin sopraan Claron McFadden
zelfs de hoogste woorden een adembenemende glans en klaarte verleende, door
niemand misverstaan worden, hoe ondoorgrondelijk ze ook is: het is de taal
die alleen de muziek kan spreken - die van de absolute schoonheid.
© Frits van der Waa 2006