de Volkskrant van 26-08-1995, Pagina 9, Kunst, recensie
Haenchen verenigt het beste van twee zielen in zich
Strauss en Wagner door het Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v.
Hartmut Haenchen. Concertgebouw, Amsterdam.
Er waarden donderdag een stuk of wat geesten door de Grote Zaal van het
Concertgebouw. De geesten van Richard Wagner en Richard Strauss, van de dood,
van de opera en van de triomf. Ze werden alle opgeroepen en bezworen door
Hartmut Haenchen, de chefdirigent van het Nederlands Philharmonisch Orkest.
Met dit optreden nam het NedPhO niet alleen een voorschot op de viering van
zijn tienjarig jubileum, volgende week. De tweede helft van het concert kon
met recht en reden beschouwd worden als een vingeroefening voor de Ring des
Nibelungen, Wagners operatetralogie, die met ingang van het seizoen '97/'98
door de Nederlandse Opera op de planken wordt gebracht - met, uiteraard, het
Nederlands Philharmonisch in de bak.
In Haenchens borst huizen twee zielen. De ene wordt vooral zichtbaar in de
concertzaal; het is die van de Kapellmeister, de kundige vakman. De andere
ziel, veelal verscholen in de orkestbak, is die van de operadirigent, de
magister die dramatische krachten ontketent en naar zijn hand zet. Trad
vòòr de pauze, in Strauss' Tod und Verklärung, nog de
gewetensvolle exegeet naar voren, daarna verscheen de bevlogene, de
herschepper van werelden aan gene zijde van de partituur. Wat Haenchen in de
door hem zelf samengestelde suite uit Götterdämmerung teweegbracht
was van een ontzagwekkende weidsheid, een vervoerende aaneenschakeling van
muzikale vergezichten, die nu eens onmerkbaar, dan weer overrompelend in
elkaar overvloeien, en waarvan tegelijkertijd een onderhuidse, bijna fysieke
beklemming uitgaat.
Na deze roesverwekkende ervaring deed de niet minder doortastend uitgevoerde
ouverture van Die Meistersinger merkwaardig prozaïsch aan, maar met de
toegift, de Walkürenritt, hervatte Haenchen zijn excursies door het
Walhalla. Bij dit alles ging hij risico's niet uit de weg. Vooral de
spankracht, de subtiele kleurschakeringen en dynamische nuances die hij in de
minder turbulente, langgerekte passages verlangde stelden de musici soms
hoorbaar op de proef. Maar die sloegen zich met een bewonderenswaardig elan
door het zware programma heen en bewezen dat het Nederlands Philharmonisch
Orkest nu, tien jaar na zijn wat kunstmatige geboorte uit een fusie van drie
orkesten, is opgerukt tot in de voorhoede van het Nederlandse orkestenbestel.
In het weekeinde van 1, 2 en 3 september viert het NedPhO, samen met zijn
'subdivisie', het Nederlands Kamer Orkest, drie dagen lang zijn verjaardag in
zijn eigen huis, de Beurs van Berlage. Bij het jubileumconcert van 1
september neemt Nederlandse muziek uit heden en verleden een belangrijke
plaats in. Naast werken van Ravel en Liszt (Festklänge) wordt er muziek
van Alphons Diepenbrock en Hans Kox gespeeld, en gaan er twee nieuwe stukken
van Jan Bus in première. In de loop van het weekeinde komen deze
werken nog enkele malen tot klinken als onderdeel van een 24 optredens
tellend programma met orkest- en kamermuziek.
© Frits van der Waa 2006