de Volkskrant van 30-10-1995, Pagina 8, Kunst, recensie
Ferrari's muziek verliest zich vaak in details
Luc Ferrari, een dwaaltocht. Concerten door Michel Maurer, Christine
Lagniel, het Ives Ensemble. De Oosterpoort, Groningen: Radio 4: 30/10, 20.00
uur.
Een van de grootste kwaliteiten van de Franse componist Luc Ferrari is zijn
onbevangenheid. Een van zijn meesterwerken, intussen een kwart eeuw oud, heet
Presque rien ou le lever du jour au bord de la mer. Het is een geluidsband
van twintig minuten, een met geraffineerd realisme gemonteerde registratie
van de geluiden die te horen zijn in een ontwakend vissersdorpje.
Ferrari is wat je noemt een componist met een ruim hart en een open oor. In
de jaren vijftig bewoog hij zich in de kringen van de avant-garde, ergens
tussen de zware slagschaduwen van Boulez en Stockhausen, maar merkte dat de
dogmatische en cerebrale grammatica van de nieuwe muziek hem niet werkelijk
beviel. Hij legde zich meer en meer toe op de elektronische muziek, of beter
gezegd, op de Franse variant daarvan, de musique concrète, waarin niet
het elektronisch opgewekte, maar het 'reële' geluid tot uitgangspunt
diende.
Ferrari, 66 jaar oud inmiddels, heeft een enorm oeuvre opgebouwd, dat naast
elektronische muziek ook tal van instrumentale composities omvat. Een aantal
van zijn meest recente werken kwam de afgelopen dagen tot klinken tijdens een
meerdaags festival in Groningen, georganiseerd door de Stichting Prime.
De onbevangenheid van Ferrari maakt het onmogelijk geen sympathie voor hem te
voelen, maar heeft helaas ook zijn keerzijdes. Wat ik in zijn muziek
beluister is een kwaal waar veel componisten van elektronische muziek aan
lijden: een onvermogen 'groot' en 'klein' met elkaar in overeenstemming te
brengen. De componist heeft kleur en beweging volledig in zijn greep, maar
gaat zo op in het luisteren naar details en het bedenken van de vele
variatiemogelijkheden die er in het geluid verscholen liggen, dat hij de
proporties uit het oog verliest. Ferrari's muziek is veelzijdig, prachtig,
evocatief, bijzonder toegankelijk ook, maar door de bank genomen te lang.
Zo leidden de furieuze, scherpgeplaatste noten van Fable de la
démission et du Cendrier, voor twee piano's en twee klarinetten, met
hun allen uiteindelijk tot een soort aanzwellende en dan weer wegebbende
baaierd van klank. Intrigerender was Comme une fantaisie dite des
réminiscences, waarin uit een vergelijkbare, in kwinten gebedde
oersoep flarden uit Bachs Wohltemperierte Klavier op komen duiken en
bovendien op allerlei manieren worden bijgekleurd. Het was jammer dat de
doortastende benadering van de twee door Ferrari zelf meegebrachte pianisten
de subtiliteit van zijn muziek niet volledig recht deed.
Een vergelijkbare wrijving tussen 'groot' en 'klein' deed zich voor in de
zesendertig korte stukjes voor piano en magnetofoon en het al even losbladige
Cahier du Soir. Beide composities bestaan uit korte, soms zelfs zeer korte
stukken - een soort van dagboeknotities, dikwijls heel spits, heel
spiritueel, maar wel kort. Om deze collectie toondichtsels tot een
groter geheel te bundelen laat Ferrari tussen de bedrijven door zijn eigen
commentaren, aanwijzingen en associaties voorlezen - maar hij maakt er een
spelletje van door de voorlezers ook een 'eigen' commentaar in de mond te
leggen, alsof ze de tekst voor het eerst onder ogen krijgen.
Dat is een beetje flauw. Onbevangenheid mag een kwaliteit zijn, als je ermee
gaat koketteren wordt het een zwakte. Ronduit pijnlijk wordt het als je voor
dit voorlezen een actrice en een regisseuse inhuurt die kennelijk nooit
verder zijn gekomen dan Sjef van Oekel en Sesamstraat. De uitvoering van
Cahier du soir bracht daardoor beurtelings tenenkrommende ergernis en
gefrustreerde vervoering teweeg.
De muziek van Cahier du Soir, naëef of sinister, nostalgisch of
spetterend, is welsprekend genoeg en uit de opeenvolgende stemmingen van de
twintig stukken komt een duidelijke dramatische spanningsboog naar voren.
Bovendien heeft het Ives Ensemble een affiniteit met Ferrari's muziek die
deze bundeling van wat op het eerste gezicht notenknutseltjes lijken verheft
tot 'narratieve' klankpoëzie.
© Frits van der Waa 2006