de Volkskrant van 07-11-1995, Pagina 14, Kunst, recensie
Prokofjevs nonsens op hoog niveau gebracht
L'amour des trois oranges, opera van Sergej Prokofjev, door Opera
Zuid, o.l.v. Jacques Mercier en Nicola Bowie. Stadsschouwburg, Eindhoven.
Herhaling: Arnhem (7/11), Rotterdam (9/11), Heerlen (11/11), Venlo (14/11),
Breda (18/11), Den Bosch (21/11), Maastricht (23/11) en Sittard (25/11).
Wie ooit poppenkast heeft gespeeld, weet dat er twee beproefde
ingrediënten zijn die een voorstelling tot een geheide hit maken: de
snelle oversteek tussen beide coulissen, en bewegende attributen, een spin
aan een touwtje, om maar wat te noemen.
De Engelse regisseur Richard Jones heeft kennelijk menig verjaarspartijtje
bij de hand gehad, want beide elementen zijn ruimschoots voorhanden in zijn
inventieve enscenering van Prokofjevs L'amour des trois oranges. De levende
poppenkastvoorstelling voor de hele familie die hij in 1988 maakte voor Opera
North wordt nu nagespeeld door Opera Zuid onder regie van Nicola Bowie.
De liefde voor de drie sinaasappelen stamt uit 1918 en kenmerkt zich door een
type dwaasheid dat alleen maar voorkomt in Rusland, het soort absurdisme dat
later in Sjostakovitsj' De Neus en Schnittkes Life with an idiot een
grimmiger gedaante zou krijgen. In dit stuk echter is het vele ongerijmde nog
volstrekt onschuldig. Prokofjev wilde naar eigen zeggen niet meer dan een
'amusante opera' schrijven. Inderdaad is zijn muziek in zekere zin
pretentieloos, maar tegelijkertijd razend knap, door haar afwisseling, ironie
en schilderachtigheid.
De opera gaat over een prins die betoverd is door een heks en daardoor
verliefd is geworden op drie sinaasappelen. Deze moet hij aan een
collega-heks zien te ontroven. Vanzelfsprekend komt er een prinses uit te
voorschijn. Het zotte is dat er herhaaldelijk 'publiek' door de opera heen
loopt. Te pas en te onpas komen aanhangers van lyrisch drama, kluchten of
tragedies het toneel of het balkon op om blijk te geven van hun voorliefde,
bestreden door de 'Zonderlingen' die de hele voorstelling zogenaamd op touw
hebben gezet en hier en daar zelfs in de handeling ingrijpen.
Verder zijn er nog de nar, de koning, de goede tovenaar, de schurkachtige
minister, de achterbakse prinses, de leerling-heks, de winden latende duivel,
de bloeddorstige kokkin, levende mummies en ga zo maar door, allemaal even
waanzinnig bepruikt en gekostumeerd. De decors, ontworpen door The Brothers
Quay, zijn een nauwelijks minder groteske lust voor het oog.
De vocale kwaliteiten van een dergelijke veelkoppige cast hoeven niet van het
allerzwaarste kaliber te zijn. Maar het door Opera Zuid ingezette geschut is
bepaald niet onder de maat. Vooral de Prins (de ook mimisch zeer begaafde
Peter Bronder) en de Heks (Maria Moll) weten van wanten, terwijl ook het
Zuidelijk Theaterkoor in zijn vele wisselende gedaanten een krachtige klank
produceert.
Voor zover het Brabants Orkest boven de bordkartonnen akoestiek van de
Eindhovense Schouwburg uitkwam, wekte het de indruk dat de Franse dirigent
Jacques Mercier bij Prokofjev de spijker op de kop weet te slaan. De enige
flauwiteit temidden van deze nonsens op hoog niveau was de kraskaart waardoor
het publiek zich op de aangewezen momenten chemische geurtjes kon toedienen.
Dat idee rook echt naar onzin.
© Frits van der Waa 2006