de Volkskrant van 26-01-1996, Pagina 12, Kunst, recensie
Déze Turandot maakt als schouwspel indruk
Turandot, opera van Puccini door Opera in Ahoy', olv Bernard Broca en
Roberto Paternostro. Ahoy'-hal, Rotterdam. Herhaling: 26, 27, 28 en 30
januari.
Een sportpaleis, herschapen tot een soort Plein van de Hemelse Vrede. Negen
solisten, honderdtwintig koorzangers en tachtig figuranten, wadend door
plassen dooiwater. Tien dirigentjes op video, plus de echte, plus een
voltallig orkest. Wierook, mistwolken, vlammen. Zo krijgt Turandot, de
laatste opera van Giacomo Puccini, gestalte in de Rotterdamse Ahoy'-hal.
Vooropgesteld dat we niet het onmogelijke - te weten, zaken als subtiliteit
of ontroering - mogen verlangen, is het een prachtige voorstelling. Turandot
leent zich, scenisch althans, zeer goed voor een grootschalige visualisering.
Het verhaal van de Chinese prinses die alle prinsen die naar haar hand dingen
de kop afslaat wanneer ze de door haar opgegeven raadsels niet weten op te
lossen, is door Puccini uitgewerkt tot een groots muziekdrama, waarin vrijwel
voortdurend de massa en het individu tegenover elkaar staan.
Bovendien bevat de partituur de meest schitterende passages uit het werk van
de componist. Alleen al de opening, met zijn dreigende beuls-akkoorden, is
van een moderniteit waarvoor zelfs een hedendaags componist, meer dan
zeventig jaar later, zich niet zou hoeven generen. Daartegenover staat het
gebruik van de 'Chinese' vijftonige toonladder, kaal materiaal waaruit
Puccini bloeiende, veelkleurige muziek wist te winnen, die hij hier en daar
op gedurfde wijze doorbrak met laddervreemde tussenwerpsels.
De wonderen van de partituur komen echter in Ahoy' slechts in grote lijnen
tot hun recht, als onvermijdelijk gevolg van de toegepaste
geluidsversterking. De Württembergische Philharmonie Reutlingen,
aangevoerd door de Oostenrijkse dirigent Roberto Paternostro, ontplooit een
robuust, megafonisch geluid, afgewisseld met innige passages
airconditioning-begeleiding. De versterking van de solisten is optimaal, soms
zelfs te optimaal. Het koor kan er nauwelijks tegenop.
Wel komt overduidelijk uit dat de drie hoofdrolzangers uit het goede hout
gesneden zijn. Francesca Patanè (Turandot) heeft een sopraanstem van
grote kwaliteiten, die beurtelings doen denken aan een Callas en aan een
luchtalarm. Dit onthutsende aspect komt wellicht voort uit haar rol van
gevoelloze ijsprinses. Wolfgang Schmidt (Calaf) en Fiamma Izzo D'Amico
(Liù) klinken warmbloediger. In de belangrijke onderonsjes tussen de
drie ministers Ping, Pang en Pong gaat helaas het grootste deel van Puccini's
orkestraal raffinement verloren.
Maar als schouwspel is deze Turandot indrukwekkend. Regisseur Bernard Broca
en decorontwerper Bernard Arnould maken knap gebruik van de hele arena. Aan
de ene kant prijkt het orkest, aan de andere rijst Turandots ijspaleis op, en
in het midden ligt de grote gong die ook in de handeling een centrale plaats
inneemt. De aankleding is nadrukkelijk Chinees, met een ongetwijfeld
anachronistische, maar geenszins storende mengeling van Mongoolse gewatteerde
winterjasjes, wufte sluiers en glanzend goudbrokaat.
Het is een mooie vondst om overal op het plein manshoge grafbeelden neer te
zetten: het maakt het verschijnen en verdwijnen van de menigtes (altijd een
probleem in dit soort opera's) minder nadrukkelijk. Prachtig is ook de
scène waarin Ping, Pang en Pong op een enorm hangend platform hun
bespiegelingen ontvouwen. Na deze spectaculaire taferelen werkt de
verregaande reductie van de voorlaatste scène, waarin Turandot
tenslotte ontdooit door de kus van de prins, des te sterker - al blijft het
wat afstandelijk, zodat het zeker geen kwaad kan een toneelkijkertje mee te
nemen.
© Frits van der Waa 2006