de Volkskrant van 12-04-1996, Pagina 12, Kunst, recensie
Geschiedenis van muziektheater vermalen tot pulp
Ubu Rex, opera door de Opera van Krakau. Stadsschouwburg, Eindhoven.
Herhaling: Arnhem (12/4), Utrecht (13/4), Groningen (14/4), Apeldoorn (15/4),
Breda (16/4), Heerlen (17/4) en Hasselt (18/4).
De carriére van de Poolse componist Krzysztof Penderecki kreeg een
vliegende start toen hij in 1960 een Klaagzang voor de slachtoffers van
Hiroshima componeerde. In later jaren rees echter de vraag of die muziek net
zo aangrijpend zou zijn geweest als ze een minder beladen titel had gehad.
Toegegeven, het palet aan avantgardistische klankvelden, geruis en dynamische
contrasten dat Penderecki destijds hanteerde was indrukwekkend. Maar daar
raakte hij terecht op uitgekeken en hij viel meer en meer terug op de
traditie.
Penderecki's opera buffa Ubu Rex uit 1990, die woensdag met een uitvoering
door de Opera van Krakau zijn Nederlandse première beleefde, bevestigt
definitief het vermoeden dat de gevierde Pool niet meer is dan een
bla-bla-componist met een goede neus voor grote onderwerpen. Want Ubu Roi,
het toneelstuk dat Alfred Jarry in 1888 schreef, liegt er niet om. Het
gegeven is in feite hetzelfde als van Shakespeares Macbeth: slappe
hoofdpersoon, aangehitst door echtgenote, vermoordt de koning om zelf koning
te worden, raakt verstrikt in een spiraal van geweld en komt ten val. In
Jarry's groteske uitwerking van dit gegeven zijn blinde machtswellust en
moordzucht de dominante motieven.
Zoals Vader Ubu zijn tegenstanders een voor een in een reusachtige
gehaktmolen laat verdwijnen, zo heeft Penderecki hier de hele geschiedenis
van het komische muziektheater, van Mozart tot musical, tot pulp verwerkt.
Daarbij heeft hij zich laten leiden door het fatale misverstand dat op de
spits gedreven banaliteit leuk is. Dat is het helaas niet - niet voor lang
althans. Binnen een kwartier heeft hij al zijn kruit verschoten.
De muziek waarmee hij Vader en Moeder Ubu heeft bedeeld, driftig gescandeerde
teksten op een enerverende puls met voortdurend wisselende accenten, heeft
nog iets origineels, evenals de alle kanten uitvliegende coloraturen van
Moeder Ubu. Penderecki lardeert dit al gauw verstikkende materiaal met het
platste wat hij uit musical, operette en andere lichte muzieksoorten heeft
weten te peuren, en, dodelijker, hij doet dat zonder enig gevoel voor timing
of humor. Eén moment slechts is er sprake van opluchting, wanneer het
toneel van handeling zich verplaatst naar het hof van de Russische tsaar en
de muziek overgaat in een soort Moessorgski-pastiche.
De energie waarmee de zangers van de Opera van Krakau, met name Pawel Wunder
en Irina Suworowa als het echtpaar Ubu, het stuk te lijf gaan is
bewonderenswaardig. Jammer genoeg loopt de manier waarop regisseur Krzysztof
Nazar en choreografe Zofia Rudnicka hen laten rondhopsen volstrekt parallel
met de muziek. Dat zou Ubu Rex tot een voorstelling hebben gemaakt die even
afstompend is om naar te kijken als om naar te luisteren, ware het niet dat
de decors, de requisieten en de kostuums deze bittere pil voorzien van een
aanlokkelijk laagje verguldsel.
© Frits van der Waa 2006