de Volkskrant van 07-09-1996, Pagina 11, Kunst, recensie
Schitterende zwanenzang van Schütz zonder stereo
Festival Oude Muziek Utrecht. Tot en met 8 september.
Het Festival Oude Muziek nummer vijftien staat in het teken van het
tijdloze. Dat komt doordat het hart van de programmering wordt gevormd door
een duizend jaar oud handschrift, het Utrechts Psalter. Een prachtig
uitgangspunt, want het Boek der Psalmen is tot op de dag van vandaag een
inspiratiebron voor componisten. Nu getuigen deze teksten, hoe uitbundig of
berouwvol ook, allereerst van het enige en eeuwige vertrouwen op God. Dat
deze mystieke gedachte tot een bepaald type muziek leidt ligt voor de hand.
Zo wordt dit Festival gedomineerd door contemplatieve, statische, wellicht
beweeglijke maar in zichzelf onveranderlijke composities. Een enkele maal,
bijvoorbeeld tijdens het concert van het Franse vocaal ensemble Sagittarius,
breekt er even een feeststemming door, zoals in Jacques Mauduits zetting van
psalm 150, waarin de woorden 'Looft Hem met handtrom en reidans; Looft Hem
met snaren en fluit' op madrigalistische wijze worden geïllustreerd.
Daartegenover staat een tekst als die van psalm 119, de langste van alle, een
niet aflatende eed van trouw aan Gods wetten. Voor de twee uur durende
onderdompeling in de oerbron van het Gregoriaans, exemplarisch verzorgd door
de Schola Cantorum Amsterdam, was bepaald enig doorzettings- of liever:
doorzittingsvermogen vereist.
Deze zelfde psalmtekst had voor Heinrich Schütz, de centrale componist
van dit jaar, zo'n grote betekenis dat hij hem als uitgangspunt nam voor zijn
allerlaatste compositie, Der Schwanengesang uit 1671. Het is een schitterend
en bloemrijk werk, gevat in een cyclische structuur die culmineert in een
jubelend 'Teutsch Magnificat'. Dit muzikale testament beleefde donderdag een
schitterende uitvoering door het Dresdner Kammerchor en instrumentale
hulptroepen, waarin Schütz' stereofonie echter te weinig recht werd
gedaan doordat de twee koren te dicht op elkaar stonden. Ook het idee om het
werk te larderen met twee instrumentale Canzones van Giovanni Gabrieli was
verre van heilzaam.
De Vredenburgzaal, bij Schütz slechts halfvol, was daags tevoren tot de
nok toe gevuld met publiek aangelokt door het optreden van de Ken Pierce
Baroque Dance Company dat echter van een huisvlijt-achtige onbenulligheid
bleek te zijn, in tegenstelling tot het gloedvolle muzikale aandeel van The
King's Noyse en Concerto Palatino. Net als de psalmen leek ook deze
dansmuziek de tijd stil te zetten, zij het op een heel oppervlakkige manier:
dansen is ten slotte ook een soort van ritueel.
Een programma met Bijbelse dialogen van Schütz en zijn tijdgenoot Kaspar
Förster leek thematisch een restje uit een eerdere festivaljaargang. Met
David en Goliath, Judith en Holofernes - verhalen vol moord en doodslag,
verklankt als spannende hoorspelen en luisterrijk vertolkt door La Capella
Ducale en Musica Fiata - vloog de tijd voorbij.
© Frits van der Waa 2006