de Volkskrant van 23-11-1996, Pagina 11, Kunst, recensie
Boeiend pianist en een cellist die sterren van de hemel speelt
Daniël Müller-Schott en Robert Kulek. 20 november. Moesorgski en
ander werk door Yoram Ish-Hurwitz. Concertgebouw, Amsterdam. 21 november.
Radio 4: 4/12, 14.00 uur.
Rising Stars heet de serie waarin het Concertgebouw, in samenwerking met een
aantal andere grote zalen in Europa en New York, jong talent de kans geeft
zich te bewijzen. Als deze opzet slaagt, zoals afgelopen woensdag bij het
optreden van de 20-jarige Duitse cellist Daniël Müller-Schott,
bergt de titel een paradox in zich. Müller-Schott speelde namelijk de
sterren van de hemel.
Al bij de eerste noten van Bachs Tweede Suite voor violoncel solo trof zijn
spel het oor met een rijke, volle toon, een superieur legato en een
loepzuivere intonatie. Verbazend is ook de manier waarop Müller-Schott
de weerbarstige C-snaar zonder een spoor van harsrasp tot klinken brengt. De
uit één lijn opbloeiende schijn-meerstemmigheid van Bachs muziek kreeg onder
zijn handen een bijna perspectivische reikwijdte. Het enige wat hieraan
afbreuk deed was het vervaarlijk hoge tempo waarin hij sommige delen te lijf
ging.
Hoewel Müller-Schott ontegenzeggelijk een begenadigd muzikant is, had de
opbouw van zijn programma nog veel weg van een examen: de muziek werd almaar
moeilijker en virtuozer, maar daarmee ook oppervlakkiger. Het traject liep
van Bach via cellosonates van Brahms en Prokofjev naar de Rossini-variaties
van Bohuslav Martinü. Puur klatergoud, maar Müller-Schott diste het
fraai op, in een eendrachtige samenwerking met pianist Robert Kulek, wiens
ietwat klinische benadering soms vreemd contrasteerde met de lyrische toon
van de cellist.
Het programma van pianist Yoram Ish-Hurwitz, die daags daarop optrad in de
serie Jonge Nederlanders, was beduidend interessanter: Schubert, gevolgd door
enkele zeer bondige stukken van Skrjabin, Prokofjev en Berg, met Moesorgski's
Schilderijententoonstelling als finale. Ish-Hurwitz, die na het Amsterdamse
conservatorium verder studeerde aan de Juilliard School in New York, is
misschien niet helemaal van hetzelfde kaliber als Müller-Schott, maar
wel een stuk rijper.
De pianoklank is voor hem onmiskenbaar een plastisch medium: hij boetseert en
kneedt het geluid tot zinderende lijnen en massieve brokken. Dat Schuberts
Drei Klavierstücke niet zo geweldig uit de verf kwamen is gezien deze
benadering weinig verbazend. Ish-Hurwitz is niet zo'n zanger, eerder een
beeldhouwer. Toch toonde hij in Skrjabins Vier preludes op. 22 en vooral in
de Sonate van Alban Berg wel degelijk grote affiniteit met lineair gedachte
muziek - zolang die hem maar de ruimte laat om zijn kracht te ontplooien. Wat
dat betreft was de spectaculaire Derde Sonate van Prokofjev, een componist
die al even groot plezier had in lawaai maken, koren op zijn molen.
Ook in de Schilderijententoonstelling, die je niet zo dikwijls in de
oorspronkelijke pianoversie hoort, sloeg Ish-Hurwitz spijkers met koppen,
zodat de dansende kuikentjes en de spelende kinderen enigszins aan charme
inboetten en de zware ossenkar met een stevige vaart passeerde. Maar aan
Ish-Hurwitz' dwingend betoog en aan de constatering dat er in Nederland weer
een boeiend pianist is opgestaan deed dat niets af.
© Frits van der Waa 2006