de Volkskrant van 02-12-1996, Pagina 8, Kunst, recensie
Asbury onthoudt orkest contrasten
Mahler, Berio, Rihm en Matthews door het Residentie Orkest o.l.v.
Stefan Asbury. Dr. Anton Philipszaal, Den Haag. 29 november. Radio 4: 6 maart
1997, 20.00 uur.
De jonge Engelse dirigent Stefan Asbury is al dikwijls opgetreden in
Nederland, maar tot nog toe voornamelijk met clubs als het Schönberg en
het Asko Ensemble. Vrijdag dirigeerde hij het Residentie Orkest in een
thematisch sterk samenhangend en daardoor eigenlijk veeleisend programma. Het is niet niks om eerst een Mahler neer te zetten en je vervolgens te
verplaatsen in het gedachtengoed van drie verschillende hedendaagse
componisten.
Mahlers Totenfeier, de iets afwijkende eerste versie van het openingsdeel van
de Tweede Symfonie, stelde Asbury's capaciteiten misschien nog wel het
zwaarst op de proef, al was het alleen maar omdat het oor geneigd is de
meetlat van de talloze exemplarische uitvoeringen aan te leggen.
Hoewel Asbury de grote lijnen goed wist neer te zetten, kwam het toch niet
echt tot een bevredigende uitvoering. De inzet en toewijding van het orkest
ten spijt overheerste aanvankelijk zelfs een zekere rommeligheid, en toen die
eenmaal naar de achtergrond verwezen was, bleef het geheel steken in
gelijkmatigheid: climaxen kwamen kalmpjes aanrollen en de pijnlijke
contrasten tussen voor- en achtergrond, solo- en tutti-passages ontbeerden
perspectief.
Ook de drie overige werken gingen gebukt onder vlakheid, wat overigens ook op
het conto van de componisten te schrijven valt. Requies, het werk dat Luciano
Berio in 1985 ter nagedachtenis van zijn overleden ex-vrouw Cathy Berberian
schreef, is eerder een bespiegelende dan een dramatische compositie met zijn
monochrome, tot akkoorden vervloeiende melodielijnen. Ook hier handhaafde
Asbury een sterke greep op de doorgaande lijn, maar liet daarbij te weinig
ruimte over voor de poëzie.
Wolfgang Rihms Zweiter Doppelgesang stamt uit 1983 en beleefde hier zijn
Nederlandse premiére. De tweestemmige exercities die klarinettist Ab
Vos en cellist Gregor Horsch uitvoerden tegen de achtergrond van een
kamerorkest, bleven tien minuten lang steken in een kant noch wal rakend
partijtje droogzwemmen. De introductie van een paar indrukwekkend bassende
orgel-imitaties bracht daarna wat meer leven in de brouwerij. Bepaald geen
hoogstandje van deze vooraanstaande Duitse componist.
Uiteindelijk bleek Memorial van de vijftigjarige Colin Matthews het meest
verrassende stuk. Anders dan Mahlers metafysische worsteling met de dood of
Berio's klankgeworden rouwproces is Matthews' werk, geschreven na een bezoek
aan een monument voor de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog, een
aanklacht tegen de zinloze, gewelddadige dood.
Zoals geometrisch geordende oorlogsgraven iets onpersoonlijks krijgen, doet
ook dit stuk allereerst aan als abstracte, maar daarom niet minder dreigende
muziek. Frappant is dat het stuk zo 'Haags' klinkt, met zijn mokerende
akkoorden, dreunende bassen en zijn Stravinskiaans gedachte
harmoniewisselingen. Ook de instrumentatie verraadt dat het werk van Steve
Reich en Louis Andriessen Matthews niet onberoerd heeft gelaten.
Memorial duurt twintig minuten en valt uiteen in vier naar klank duidelijk te
onderscheiden secties. Hoewel het vertrekpunt ondubbelzinnig tonaal is,
treden er steeds meer bijtende dissonanten in. Het gebruik van lang
aangehouden bourdontonen - muzikale superlijm waarmee je alles aan alles kunt
plakken - is compositorisch bezien wel een beetje flauw, evenals het regime
van de kwartnoot, maar deze middelen missen hun uitwerking niet. Met zijn heftige
en inderdaad monumentale karakter was dit Memorial een
kolfje naar Asbury's hand.
© Frits van der Waa 2006