de Volkskrant van 17-02-1997, Pagina 9, Kunst, recensie
Salto's van Prokofjev met storend gesis en grommend geknor
Prokofjev en Sibelius door het Residentie Orkest o.l.v. Sakari Oramo.
Dr. Anton Philipszaal, Den Haag, 14/2.
Er is alle reden om Mstislav Rostropovich hartgrondig te verwensen. Als deze
cellist niet zulke monsterlijke toeren had kunnen uithalen op zijn
instrument, dan zaten we nu niet opgescheept met Prokofjevs later tot
Sinfonia concertante omgedoopte Tweede celloconcert en de verplichting om dit
stuk door mindere goden te horen spelen.
Wat Sviatoslav Zagursky, de eerste cellist van het Residentie Orkest,
uitrichtte was waarlijk geen pretje. Niet eens omdat hij door de vele dubbele
Rittbergers, vogelnestjes en schroefsalto's waarmee Prokofjev het stuk heeft
opgeluisterd nauwelijks meer aan musiceren toekwam, maar vooral door de
waanzinnige bijgeluiden die hij produceerde: een storend gesis van duistere
origine, dat telkens als zijn linkerarm omlaagschoot langs de a-snaar de kop
opstak, en een iets minder frequent, maar even hinderlijk grommend geknor dat
de heftigste passages begeleidde en vermoedelijk uit 's mans stembanden
afkomstig was. Onuitstaanbaar.
Dirigent Sakari Oramo kon onder deze omstandigheden weinig meer doen dan orde
op zaken houden, en deed dat heel adequaat.
Oramo komt uit Finland, is 31 jaar en werkt nog maar amper vier jaar
beroepsmatig als dirigent. Zijn carrière heeft in korte tijd een hoge
vlucht genomen. Volgend jaar treedt hij aan bij het City of Birmingham
Symphony Orchestra als opvolger van Simon Rattle. Een flinke uitdaging, want
Rattle heeft dit oorspronkelijk nogal alledaagse orkest in de afgelopen jaren
tot een opmerkelijk hoog niveau opgestuwd. Zijn opvolger zal dus het nodige
in zijn mars moeten hebben. In zo'n functie moet je ook kunstpolitiek kunnen
bedrijven. Dirigeertalent alleen is niet voldoende.
Over dat laatste beschikt Oramo in elk geval in ruime mate. Na zich in de
Sinfonia concertante noodgedwongen wat op de vlakte te hebben gehouden kreeg
hij in de Tweede Symfonie van zijn landgenoot Sibelius de kans zijn vleugels
wijd uit te slaan - wat hij inderdaad letterlijk deed, zozeer zelfs dat op
het hoogtepunt van het tweede deel zijn dirigeerstokje met een boog de zaal
in verdween. Maar ook met blote handen wist Oramo uitstekend orde op zaken te
houden, terwijl zijn gebaren er alleen maar welsprekender door werden.
Sibelius heeft geen geheimen voor Oramo. De grootse, hymnisch golvende muziek
krijgt onder zijn handen een volstrekt organische samenhang en een
perspectivische reikwijdte. Het Residentie Orkest had niet zijn beste dag -
vooral de blazerssecties hadden moeite om tot een onderlinge harmonie te
komen. Maar op het punt van subtiele kleurnuances en dikwijls ver uitgediepte
dynamische verhoudingen gaven ze Oramo wat hij wilde: muziek, bezien als door
een groothoeklens, waarin details scherp naar voren komen, maar
onverbrekelijk verbonden blijven met een panorama dat tot in de verste
uithoeken zichtbaar blijft.
© Frits van der Waa 2006