de Volkskrant van 08-04-1997, Pagina 14, Kunst, recensie
Postnikova bewijst innerlijke zwakte muziek Brahms
Brahms-programma's door het Nederlands Kamerkoor, Wyneke Jordans en
Leo van Doeselaar, Pieter Wispelwey en Paul Komen, en Viktoria Postnikova in
het Concertgebouw, Amsterdam, en de Philipszaal, Den Haag. 4, 5 en 6 april.
'Koud en obscuur, vol pretenties maar zonder werkelijke diepgang'
(Tsjaikovski), 'een reliek uit vervlogen era's en geen onderdeel van de grote
stroom van de tijd' (Hugo Wolf), 'een klein mannetje met een benepen inborst'
(Mahler), 'te veel bier en baard' (Dukas).
Ze hadden het allemaal over Johannes Brahms, wiens muziek tot op de dag van
vandaag tegenstand ontmoet, al had en heeft ze ook pleitbezorgers: Schumann
bijvoorbeeld, Schönberg, en tegenwoordig zelfs illustere grootheden als
Maarten 't Hart, Leo Samama, en Winnie Sorgdrager, die allen in het Haagse
Brahmsfestivalboek getuigen van hun adoratie voor Brahms.
Bezien vanuit het kamp der kritische waarnemers valt er in de typeringen
hierboven wel een kern van waarheid te bespeuren, al speelt Dukas onsportief
op de man en niet op de bal. Aan het Brahmsconcert dat vrijdag in de
Amsterdamse Kleine Zaal werd gegeven waren wel genoegens te beleven, maar die
waren zelden blijvend van aard. Wyneke Jordans en Leo van Doeselaar
bevestigden in de Variaties op een thema van Robert Schumann dat de bezwaren
tegen het drabbige, omwolkte karakter van Brahms' muziek niet uit de lucht
gegrepen zijn. Dat heeft niets met het peil van de uitvoering te maken, maar
alles met Brahms' neiging de muziek in de onderste registers vol te stoppen
met octaven, arpeggio's, tremolo's en ander vulmateriaal.
Ook in het Hoorntrio, waarin Van Doeselaar het podium deelde met Emmy Verhey
en Jacob Slagter, wordt de toch al zelden opmerkelijke muzikale substantie
vertroebeld door pianopoespas. Alleen in het slotdeel met zijn sjeuiïge
jachthoornmotieven blijft de boog van het begin tot het einde gespannen. De
uitvoering zelf was fascinerend, vooral dankzij Slagters fenomenale
hoornspel. De Neue Liebeslieder op tekst van Goethe zijn knap gemaakte
stukjes gebruiksmuziek, waarvoor de vocale vuurkracht van het Nederlands
Kamerkoor wat ruim bemeten is, al had dat het voordeel dat de piano naar de
achtergrond werd gedrongen.
Nu zijn sterfdag, 3 april, voorbij is, verschijnt Brahms in Amsterdam weer
met de gewone regelmaat op de programma's. In Den Haag echter woedt de
Brahmskoorts nog door tot eind mei. Daar gaf de Russische pianiste Viktoria
Postnikova zondagmiddag een daverende, soms over-stormachtige vertolking van
de Derde Pianosonate, waarin de 21-jarige Brahms na een onverbiddelijk
openingsdeel vier delen lang telkens weer verzandt in sfeervol zeuren en
kruit verschieten.
Dat zelfs een pianiste als Postnikova er niet in slaagt om de zin van Brahms'
noten bloot te leggen, bewijst de innerlijke zwakte van zijn muziek: haar
welslagen is in extreme mate afhankelijk van de kwaliteiten van de
uitvoerder. Bach kun je desnoods op een draaiorgel spelen, met Brahms hoef je
dat niet te proberen: er blijft niets van over.
Dat beide cellosonates zaterdag zo schitterend over het voetlicht kwamen, was
echter niet alleen de verdienste van Pieter Wispelwey en Paul Komen, maar ook
van de componist die door Schumann beschouwd werd als 'de ware Apostel, die
Openbaringen zal schrijven'.
© Frits van der Waa 2006