de Volkskrant van 12-05-1997, Pagina 11, Kunst, recensie
Asko maakt met simpele ingreep van Varèse regelrechte sensatie
Francesconi, Varèse, en ander werk door het Asko Ensemble en het
Nederlands Kamerkoor o.l.v. Jonathan Nott. Concertgebouw, Amsterdam, 10 mei.
Radio 4: 13 mei, 20.00 uur.
Edgard Varèse is altijd de lijf-componist van het Asko Ensemble
geweest, dus de uitvoering van drie van zijn werken in de Matinee op de Vrije
Zaterdag leek op het eerste gezicht een herhalingsoefening. Wat Hyperprism en
Octandre aangaat was het dat inderdaad ook - wat niet wil zeggen dat het Asko
en dirigent Jonathan Nott zich niet duchtig weerden. Maar de uitvoering van
Ecuatorial bleek een regelrechte sensatie.
Dit werk uit 1934 is gebaseerd op een Maya-incantatie en bevat dus een vocale
partij, die gewoonlijk wordt uitgevoerd door een mannenkoor. Varèse
had aanvankelijk een solo-bas voorgeschreven, maar bij de eerste uitvoering
bleek die niet opgewassen tegen het geweld van koper en slagwerk. Het Asko
Ensemble heeft dat simpel opgelost door de solopartij te versterken.
Daarenboven kon de orgelpartij, waarvoor meestal een beroep moet worden
gedaan op een elektrisch surrogaat, in het Concertgebouw op een ècht
orgel worden uitgevoerd.
Het resultaat was verpletterend. De soepele voordracht van Kevin Deas, een
dijk van een bas overigens, is van een totaal andere orde dan de scanderende
mannenkoren die andere uitvoeringen zo houterig maken. Het orgel geeft het
werk nog meer felheid. Bovendien legden Nott en zijn musici de visionaire
timbre-schakeringen en vervloeiingen bloot die het wezen van Varèses
muziek uitmaken.
Het erfgoed van Varèse klonk door in de nieuwe stukken van Luca
Francesconi en Wolfgang Rihm die in dit concert hun Nederlandse
première beleefden. Francesconi (1956) geldt als de meest
vooraanstaande Italiaanse componist van zijn generatie en bevestigt met zijn
omvangrijke Sirene/Gespenster die reputatie eens te meer. Behalve koper en
slagwerk komen er ook een aantal op de balkons opgestelde koorgroepen en een
batterij elektronika aan te pas.
Die verschillende componenten staan in het begin als afzonderlijke blokken
naast elkaar. Daarna voert het koor geruime tijd de boventoon, maar op den
duur raken zang, instrumenten en elektronika meer en meer met elkaar
versmolten.
Sirene/Gespenster is een fascinerend werk, niet alleen door zijn
huiveringwekkende vocale en synthetische klankbaaierds, maar vooral ook door
het componeren 'met de ruimte' en het organische gebruik van de elektronika.
Ruis en toon vloeien vrijwel onmerkbaar in elkaar over en dikwijls is het of
het geluid wordt losgeweekt van zijn oorsprong en op zijn eigen houtje gaat
rondzwerven.
Het Nederlands Kamerkoor bracht na deze indrukwekkende prestatie nog twee
korte stukken van Luigi Nono ten gehore, het poëtische Sarà dolce
tacere en het overbodige knutselwerkje Liebeslied.
Achter de keurige titel Responsorium heeft Wolfgang Rihm een kort en
krachtig, maar allesbehalve keurig stuk muziek verborgen. De bezetting is
Varèsiaans, zij het donkerder en dichter van klank. Maar dat geweld
valt in het niet bij de heftige oerkreten, het rauwe Sprechgesang en de
extreem hoge en lage noten van Salome Kammer, die in het programmaboekje
simpelweg als 'stem' gekwalificeerd werd. 'Dynamiet' was in dit geval beter
op zijn plaats geweest.
© Frits van der Waa 2006