de Volkskrant van 20-05-1997, Pagina 11, Kunst, recensie
Flonkerend nieuw dubbelconcert van Luciano Berio
Berio-programma, door het Koninklijk Concertgebouworkest onder
leiding van Luciano Berio. Concertgebouw, Amsterdam, 16 mei. Radio 4: 24 mei, 14.00 uur.
Een muziekstuk moet ergens mee beginnen. Twintigste-eeuwse muziek begint
dikwijls met een overmatige kwart. Dat deed men in voorgaande eeuwen niet,
dus weet de luisteraar meteen dat het twintigste-eeuwse muziek is. Als gevolg
daarvan is het intussen de slapste manier waarop een hedendaags componist
zijn stuk kan beginnen.
Alternatim, het nieuwe dubbelconcert voor klarinet, altviool en orkest van
Luciano Berio begint met zo'n overmatige kwart. Daarop waaien er enkele
langzame zuchten door het orkest, alsof de componist vluchtig met zijn hand
over de toetsen van het honderdkoppig instrument veegt. Er spoelen golfjes geluid aan vanuit de klarinetten, de trompetten nemen een
aanloop, storten en masse naar beneden, en de muziek is onderweg. Steeds meer
aanloopjes leiden tot het aangroeien van een zinderend fond van klank, waarin
de klarinetpartij het hoofd boven water houdt, maar de altviool nauwelijks
meer hoorbaar is.
Zoals bij Italiaanse muziek wel vaker het geval is rijst de vraag waar het nu
eigenlijk om gaat; om de verpakking of om de inhoud. Het werk is een grote,
voortdurend wisselende flonkering van tremolo's, trillers en pulserende
nootjes, met prachtige verglijdingen en climaxen, met enkele momenten van
rust, waarin klarinettist Paul Meyer en altviolist Christophe Desjardins
elkaar in rustige toontaal te woord staan, en met een geleidelijk
transparanter wordende harmonisch onderbouw.
Alternatim trekt langs als een organische, maar ongerichte verzameling
gebeurtenissen, die na een kwartier een min of meer willekeurig einde vindt
in een enkele wegstervende toon - al even gratuit als het begin. Berio heeft
zelf al aangegeven dat de laatste noten van Alternatim waarschijnlijk nog
geschreven moeten worden. Dat is vast de verklaring van het nogal open,
vrijblijvende karakter van het stuk.
Desondanks blijft het natuurlijk wel een werk van Luciano Berio, de 71-jarige
grootmeester van de Italiaanse muziek, die in eigen persoon het
Concertgebouworkest dirigeerde bij de wereldpremière. Berio trad op
als vervanger van Riccardo Chailly, die, toen de nieuwe partituur maar niet
op kwam dagen, de klus graag aan de componist zelf overliet.
De opkomst leed er niet onder: het Concertgebouw-publiek is matig
geïnteresseerd in nieuwe muziek, maar dol op sterren. En Berio is een
ster, getuige de ovaties die hem op voorhand ten deel vielen.
De opening van het concert, een kort stuk met de lange titel Quattro versioni
originali della Ritirata notturna di L. Boccherini, is een treffend staaltje
van de al genoemde verpakkingskunst. De noten zijn van Boccherini, de
aankleding van Berio. Geen componist zou het hem na kunnen doen.
De kroon op het programma, die de kersverse wereldpremière prompt weer
naar de achtergrond verwees, was Sinfonia, het werk waarmee Berio in 1968
groot opzien baarde door het gebruik van muzikale citaten, met name een
intensief hergebruik van Mahlers Tweede Symfonie.
Hoewel het stuk babylonisch aandoet met zijn veelzijdig vocabulaire - wat
letterlijk tot uiting komt in de gezongen en gesproken partijen van de
Swingle Singers -, ontstaat op den duur toch een geweldige doorgaande
beweging, één grote boog, die na die enorme reuzezwaai door de
muziekgeschiedenis uiteindelijk een gesloten cirkel blijkt. Het was een
schitterende uitvoering, die eens temeer bewees dat dit werk in bijna dertig
jaar geen enkele slijtage heeft opgelopen.
© Frits van der Waa 2006