Home
Vertalingen
Stukken
Strips
Genealogie
CV
Links
Zoek

de Volkskrant van 30-05-1997, Pagina 20, portret
SPECIALE BIJLAGE: HOLLAND FESTIVAL VIJFTIG.

MATTHIJS VERMEULEN

Pas jaren na zijn dood in 1967 werd erkend dat Matthijs Vermeulen de allerbijzonderste componist is die Nederland ooit gekend heeft. Wat niet wil zeggen dat zijn composities ook gespééld werden. Elke uitvoering, zoals nu van zijn zeven symfonieën in het Holland Festival, is een 'Wiedergutmachung'. Reinbert de Leeuw: 'Hij is met niemand in de eerste helft van deze eeuw te vergelijken.'

'WAT DOE IK nog hier? Mijn muziek? Wie maalt er om mijn muziek? Ik ben de enige geworden onder tweeduizend miljoen mensen, de enige voor wie deze muziek bestaat.'

Matthijs Vermeulen schreef dit op het donkerste moment van zijn leven. Het was november 1944. Zijn vrouw was twee maanden daarvoor gestorven en hij had juist het bericht gekregen dat zijn lievelingszoon Josquin gesneuveld was. Hij was 58, leidde al een kwart eeuw een armoedig bestaan in een dorpje ten zuiden van Parijs. Hij had tot dan toe vijf symfonieën geschreven, waarvan er maar één ooit een adequate uitvoering beleefd had, zestien jaar nadat de componist haar had voltooid.

Vanaf dat ogenblik keerde het tij. Vermeulen keerde terug naar Nederland, vatte zijn oude broodwinning als muziekcriticus weer op, en beleefde zowaar in de twintig jaar daarna geleidelijk enige erkenning als componist. Hij heeft althans het grootste deel van zijn oeuvre nog horen klinken. Pas jaren na zijn dood in 1967 brak het inzicht door dat hij de allerbijzonderste componist is geweest die Nederland ooit gekend heeft. Niet de belangrijkste, in historische zin. Want muziek die niet gespeeld wordt, vindt geen weerklank. Zoals Leo Samama het in 1986 formuleert in zijn boek Zeventig jaar Nederlandse muziek, waarin hij de postume erkenning van Vermeulen bezegelde: 'Voor de ontwikkelingen van de Nederlandse muziek is Vermeulen tot lang na zijn dood nauwelijks van enig belang geweest - behalve hopelijk als onderwerp van diepe schaamte.'

Nog altijd heeft elke Vermeulen-uitvoering iets van een Wiedergutmachung. Dat gold in 1983, toen Donemus zijn complete werk op de plaat uitbracht. En het geldt opnieuw voor de integrale uitvoering van zijn zeven symfonieën in het komende Holland Festival.

Nog is de schaamte niet voorbij. Want juist het orkest dat Vermeulen altijd voor de geest stond bij het componeren, het Koninklijk Concertgebouworkest, heeft nog altijd het een en ander goed te maken; de houding van chef-dirigent Willem Mengelberg, die in 1916 en in 1921 Vermeulens werk geen blik waardig keurde; en de niet minder beschamende oekaze uit 1980 waarin het orkest, na een mislukte uitvoering van de Vijfde Symfonie, Vermeulens werk in de ban deed, omdat het geen enkele esthetische of artistieke waarde zou hebben.

Het Concertgebouworkest schittert ook nu door afwezigheid. 'Maar er is geen kwade wil in het spel', verzekert Holland Festival-directeur Jan van Vlijmen, 'het is er gewoon niet van gekomen'. En volgens Truus de Leur van het orkest is er op dit moment geen sprake van een veto. Niettemin laat het ultieme eerherstel dus nog even op zich wachten.

'Over Vermeulen is heel veel te zeggen', aldus Van Vlijmen, 'maar misschien ook weer heel weinig, omdat de uitvoeringen tot nog toe, een enkele uitzondering daargelaten, problematisch waren. Je ziet dat vaker bij gecompliceerde, veeleisende muziek, dat er jaren overheen gaan voor die werkelijk goed uitgevoerd kan worden. Bovendien zaten de partijen vol onhandigheden, en dat roept weerstand op. Het hele materiaal is nu gescreend en bijgewerkt.'

'Het oude materiaal bevatte niet veel fouten', zegt violist Jaring Walta, 'maar wel heel veel overbodige voortekens. Elke noot heeft wel zijn eigen mol of kruis of herstellingsteken. De bedoeling was natuurlijk misverstanden te voorkomen, maar het leest ongelukkig. En dan zijn er altijd wel een paar musici die zeggen: dat studeren we niet.'

'Het zal altijd moeilijke muziek blijven', zegt Reinbert de Leeuw, al sinds de jaren zestig een Vermeulen-voorvechter. 'Het is zo'n strijd om die materie te overwinnen. Je kunt het vrijwel niet onthouden. Ik heb een jaar op de pianopartij van die Tweede Cellosonate gestudeerd. Gek werd ik ervan. Maar na al die moeite levert het toch wel iets heel groots op.'

Walta heeft veel Vermeulen gespeeld, als eerste violist van het Residentie Orkest, dat zich in de jaren zeventig sterk maakte voor Vermeulens muziek. Hij herinnert zich hoe hij in 1970 moest soebatten om de musici van het Residentie Orkest voor Vermeulens Tweede te winnen. 'Ze waren mordicus tegen, maar ik heb ze toch zo ver gekregen. Het is ook extreem moeilijke muziek om te spelen. Die melodische lijnen hebben een onvoorspelbare grilligheid. Twintig keer achter elkaar hetzelfde, maar dan nét even anders. Maar het werkt uiteindelijk wel. Ik zal die uitvoering niet gauw vergeten. Het was nog in de Prins Willem-Alexanderzaal, met zijn ongunstige akoestiek. Maar het publiek stond zo ongeveer op de banken.'

Die Tweede Symfonie uit 1920 is dan ook in veler ogen het hoogtepunt in Vermeulens oeuvre. Het is het werk waarin hij zich werkelijk losmaakte van de traditie en een volstrekt eigen idioom bereikte, dat gekenmerkt wordt door een extatische wemeling van niet door maatstrepen of tonale functies gehinderde melodieën.

'Ik ben er volmaakt van overtuigd, dat er niemand op dit ogenblik in Europa is, en ook niet in de andere werelddelen, die zulk een werk kan concipiëren en voltooien', schreef de componist zelf toen hij het stuk af had, en warempel, hij had nog gelijk ook. Het tragische is dat juist dit stuk meer dan dertig jaar op zijn eerste uitvoering moest wachten. In 1953 zond Vermeulen het in voor het Reine Elisabeth-concours, dat dat jaar aan compositie gewijd was. Het drong door tot de finale en de - anonieme - uitvoering werd bovendien op de radio uitgezonden. Componist Otto Ketting, toen achttien jaar oud, hoorde het via de draadomroep: 'Het sprong er ongelooflijk uit', zegt hij. 'Zo modern. Ik kon het helemaal niet plaatsen. Een week later las ik in de krant dat het van Vermeulen was geweest.' De kiem was gelegd. Ketting was in 1980 mede-oprichter van de Matthijs Vermeulen Stichting, die bereikte dat het complete werk op de plaat verscheen.

Ook op componist Rob du Bois maakte Vermeulens werk al bij de eerste kennismaking een verpletterende indruk. 'Als jongetje van 14 of 15 hoorde ik de premières van de Vierde en de Vijfde Symfonie onder Flipse en Van Beinum. Het zal bijna de eerste keer zijn geweest dat ik naar een concert ging.'

Du Bois bleef een groot bewonderaar van Vermeulen en leerde hem later ook kennen. Hij bracht hem een paar keer een bezoek in Laren en vergezelde dan zijn vijftig jaar oudere collega op zijn dagelijkse heidewandeling. 'We hadden het zelden over muziek, eerder over wat er in de wereld gebeurde. Hij was ongelooflijk sociaal bewogen; uit zijn ideeën sprak een communistisch soort van katholicisme, al was hij niet religieus in de gewone zin. Ja, we hebben één keer een discussie gehad over een stuk dat hij van mij gehoord had. Hij liet er geen spaan van heel. Hij was überhaupt heel kritisch over wat er in de jaren zestig gebeurde.'

'Voor ons was het een held', zegt Reinbert de Leeuw. 'Ik verslond zijn stukken in De Groene Amsterdammer.' De Leeuw kwam samen met René van Ast de Eerste Cellosonate voorspelen in Laren tijdens de voorbereidingen van het concert dat ter gelegenheid van Vermeulens 75ste verjaardag in het Stedelijk Museum werd gegeven. 'Zijn opmerkingen over onze uitvoering gingen vooral over de psyche van de muziek. Ik geloof wel dat hij vond dat we die goed troffen. Als je die wereld maar begreep.' Ook pianist Maarten Bon, de initiatiefnemer van het concert, herinnert zich Vermeulen als een buitengewoon vriendelijke, minzame man. 'Zijn kritiek ging vooral over nuances en stemvoering. Hij wilde vaak heel grote climaxen hebben, het kon hem niet expressief genoeg zijn.'

De Leeuw: 'Hij was 75, en hij had nog een vuur! Hield grote, gepassioneerde monologen. Hij was ongebroken, helemaal niet verbitterd. Een man die bezield was van een groots visioen. Daar ging hij nog steeds mee door.'

Vermeulen geloofde heilig in de betekenis van zijn muziek: 'Als mijn werken tijdig waren opgevoerd', schreef hij, 'had de evolutie der muziek, die overal sinds ruim veertig jaar stagneert, haar normale ontwikkeling kunnen voortzetten.'

'Het idee dat hij de muziekgeschiedenis veranderd zou hebben is onrealistisch', zegt de Leeuw. 'Zoals het is gegaan staat hij eigenlijk buiten de geschiedenis. Want zijn werk werd niet gespeeld. En dat heeft tragische sporen nagelaten in zijn muziek. Het helpt wanneer je als componist je eigen stukken hoort. Dat beïnvloedt je, en maakt dat je verder komt. Die latere symfonieën zijn toch een stuk minder. De Zevende kan niet in de schaduw staan van de Tweede. Maar als je het over de eerste helft van deze eeuw hebt is hij met niemand te vergelijken. Hooguit met Ives, maar die heeft een grotere plaats in de muziekgeschiedenis, want die heeft na 1960 nog een duidelijke invloed gehad.'

Vermeulen-biograaf Ton Braas aarzelt echter niet Vermeulen een van de grootste componisten van deze eeuw te noemen, en hem op één lijn te stellen met Schönberg, Stravinsky en Varèse: 'Zijn oeuvre is zo gedifferentieerd van opzet en vorm. Ik hoop dat dat nu ook duidelijker tot zijn recht zal komen. Zijn muziek wordt nog steeds te veel over één kam geschoren. Alsof hij steeds hetzelfde stuk componeerde.'

Van Vlijmen: 'Ook de zwakheden, de problematische kanten zijn altijd weer intrigerend. Dat doorgaan, dat drammen van hem kan irritant zijn, maar tegelijkertijd is het iets dat me bezig houdt - dat iemand daartoe het lef heeft. Er zit iets achter, waarom hij dat doet.'

'Het is heel goed denkbaar dat je later, als je die lijn van symfonische componisten bekijkt, zult zien dat er in Vermeulen heel veel elementen zitten die in die opvolging passen', zegt Du Bois. 'Ik denk dat we nu eerder de afwijkingen van de lijn zien dan de overeenkomsten. Ik waag het bijvoorbeeld te voorspellen dat we later zullen zien dat zijn laatste symfonieën helemaal niet zo ver afstaan van het late werk van Sjostakovitsj. Dat er ondanks de grote verschillen toch eenzelfde soort hartstocht in zit.'

Zal er na het Holland Festival niet weer gebeuren wat zich voordeed na het uitbrengen van de Vermeulen-platen - dat de collectieve schuld gedelgd leek, zodat zijn werk nagenoeg van de concertprogramma's verdween?

Van Vlijmen: 'Ik hoop op een soort olievlek - dat de orkesten die we hebben uitgenodigd het niet bij die ene keer laten.'

Matthijs Vermeulen. De complete symfonische en kamermuziek. Concertgebouw Amsterdam, 3, 6, 7, 10, 18, 24 en 30 juni.


© Frits van der Waa 2006