de Volkskrant van 07-06-1997, Pagina 11, Kunst, recensie
Vermeulen te goed om te fungeren als opwarmertje
Vermeulen en ander werk door het Nederlands Philharmonisch Orkest
o.l.v. Ed Spanjaard (Concertgebouw, Amsterdam) en het Rotterdams
Philharmonisch Orkest o.l.v. Valeri Gergjev (De Doelen, Rotterdam).
Matthijs Vermeulen heeft de meeste van zijn zeven symfonieën maar
één keer gehoord. Hoewel zijn werk in de dertig jaar na zijn
dood wel iets vaker gespeeld is, blijft het een zeldzame gebeurtenis om zijn
muziek in de concertzaal te horen.
In de zeven symfonische concerten die het Holland Festival heeft samengesteld
rond Vermeulen staan deze symfonieën vrijwel steeds aan het begin van
het programma. Dat heeft zijn nadelen. Hoe indrukwekkend een stuk ook is, als
er nog andere krachtige muziekstukken over heen spoelen krijgt het geen kans
om rond te blijven zingen in je hoofd. En dat is nu juist wat Vermeulens
muziek beoogt te zijn, een eeuwig zingen.
Zijn Eerste Symfonie uit 1914, die dinsdag werd uitgevoerd door het
Nederlands Philharmonisch Orkest onder Ed Spanjaard heet dan ook de Symphonia
Carminum, de Symfonie der Liederen. Het is één grote jubelzang,
gevormd door een verstrengelde veelvoud aan melodieën. Dat laatste is
het wezenskenmerk van Vermeulens muziek. Dit werk is als enige van de zeven
nog min of meer op traditionele harmonieën gebouwd en heeft daardoor een
'pure' schoonheid, die in de interpretatie van Ed Spanjaard tot menig moment
van euforie leidde. Helemaal smetteloos was de uitvoering niet: de
solostrijkers en de hoogste noten van de piccolo klonken soms wat penibel.
De combinatie met Debussy's Trois ballades de François Villon en drie
delen uit Ives' Holidays Symphony maakte het tot een fascinerend programma,
al stak Vermeulens eersteling toch wat bleek af naast het visionaire werk van
Ives.
Ook het tweede programma was, net als de komende vijf trouwens, prachtig van
samenstelling. Vermeulens Vierde Symfonie (1941) werd gevolgd door het vijf
jaar later gecomponeerde Pianoconcert van Galina Oestvolskaja, de nu
78-jarige Russische componiste die nog langer op erkenning heeft moeten
wachten dan Vermeulen, en door Prokofjevs rabiaat-moderne Scythische Suite
uit 1914.
In Oestvolskaja's Pianoconcert, dat met groot gezag werd vertolkt door Sergej
Markarov, zijn de radicale kenmerken van haar latere werk slechts in de kiem
aanwezig. Het stuk doet met zijn doortimmerde, Bach-achtige constructies
sterk denken aan het werk van haar leermeester Sjostakowitsj, maar heeft een
karigheid die pas in zijn latere werk naar voren komt.
Er valt over te twisten of het dirigeerbeest Valeri Gergjev de kern van
Vermeulens Vierde zo goed wist te raken als Ernest Bour indertijd, maar het
werk beleefde niettemin een grandioze uitvoering. Deze martiale, woelende,
hymnische symfonie is dan ook de meest Gergjev-achtige van de zeven.
Vermeulen heeft zijn muziek altijd gedacht voor het Concertgebouworkest, maar
ik maak me sterk dat er op dit moment geen beter Vermeulen-orkest is dan het
Rotterdams Philharmonisch.
De Vierde Symfonie doorstond de vergelijking met Prokofjevs eigenlijk nogal
oppervlakkige orkaangeweld met glans. Wat bewijst dat Vermeulens muziek te
goed is om als opwarmertje te fungeren.
© Frits van der Waa 2006