de Volkskrant van 16-06-1997, Pagina 8, Kunst, recensie
Kagel neemt stokje over van Tan, maar weigert in Finale neer te
gaan
Werk van Tan Dun, Kagel e. a., door het Radio Kamer Orkest. Beurs van
Berlage, Amsterdam (14 juni).
Het eerste van de vier Holland Festival-concerten met en rondom het werk van
Mauricio Kagel vertoonde een opmerkelijk gebrek aan rode draad. Want wat
heeft de muziek van de Chinese componist Tan Dun te maken met het werk van de
Argentijnse Duitser Kagel?
Beiden putten onbekommerd uit het reservoir van alle muziek die er op deze
wereldbol te vinden is, maar verder gaat de overeenkomst niet. Bovendien
heeft Tan Dun in zijn recente celloconcert Intercourse of Fire and Water zijn
neigingen tot omnivorisme aanmerkelijk beteugeld.
Toch sloot de cirkel zich onaangekondigd aan het einde van het concert. Want
nadat Tan Dun het Radio Kamer Orkest had aangevoerd in uitvoeringen van zijn
eigen en andermans werk, gaf hij het stokje over aan collega Kagel. Twee
componisten die eigen werk dirigeren - dat is het soort onalledaagse
gebeurtenis dat een echte festivalstemming teweeg kan brengen.
Niettemin zaaide Tan Duns Intercourse minder opwinding dan zijn werk in het
verleden wel eens gedaan heeft. De componist heeft zich ingehouden, wat de
eenheid van het stuk wel, maar de spankracht ervan niet ten goede komt. Aan
de Finse cellist Anssi Karttunen was het werk welbesteed. Met enorme flair
deponeerde hij Tans glissandi en andere kunstgrepen in de schoot van het
orkest, dat ze in veelvoud retourneerde.
Er valt veel te genieten in dit celloconcert, want het ontbreekt Tan Dun niet
aan fantasie en exploratiedrift. Er zijn schroeiende orkestontladingen,
Chinees getinte tokkeltonen in de piano, pregnante melodische kernen die zich
in het geheugen griffen, en het klinkt allemaal geweldig. Maar een beetje
langdradig is het wel, zij het op geen stukken na zo slaapverwekkend als het
werk dat er aan voorafging, Chain of Life van de Japanse componist Takuhide
Niimi.
Gezien de oosterse aspecten in het denken van John Cage, was de koppeling met
zijn balletcompositie The Seasons uit 1947 op het eerste gezicht
samenhangend. Maar Cage heeft in dit vroege werk nog lang niet zijn latere
staat van onthechting bereikt.
Typisch Cageiaans is wel het ontbreken van een muzikale ontwikkeling. De
muziek bestaat uit een aaneenketening van losse 'modules'. Maar
tegelijkertijd is het net of de componist hier (het was zijn eerste
orkeststuk) de verleiding niet heeft kunnen weerstaan om allerlei geliefde
klanken uit de orkestliteratuur te benutten. Door de combinatie van 'rare'
noten en 'vertrouwde' klanken wekt de muziek meer dan eens reminiscenties aan
de muziek van Stravinsky. Een zonderling, maar fascinerend stuk.
Finale uit 1981 is een van Kagels allerbeste stukken. Er gebeurt zo veel dat
het niet te beschrijven is, en een orde lijkt nauwelijks te bespeuren. Toch
houdt de componist de aandacht zo voortdurend gespannen dat er sprake
móet zijn van interne logica en samenhang.
Een bindende factor is de wonderlijke, versluierde orkestklank, een amalgaam
van opeengestapelde kleuren en tonen - dat onder handen van het Radio Kamer
Orkest een grote luister kreeg. Kagel bezorgde de kenners van zijn werk een
lichte teleurstelling. De dirigent heeft namelijk de (facultatieve) opdracht
aan het eind van het stuk te doen of hij een hartaanval krijgt. Kagel viel
niet, maar bewees daarmee wel dat Finale absolute muziek is, die ook zonder
dit theatrale aspect staat als een huis.
© Frits van der Waa 2006