de Volkskrant van 01-07-1997, Pagina 6, Kunst, recensie
Hartebloed in Agamemnon stroomt traag
Agamemnon, opera van Wim Laman, door het Radio Symfonie Orkest, Groot
Omroepkoor en solisten o.l.v. Ed Spanjaard. Concertgebouw, Amsterdam, 27
juni.
Tijdens de voorbereiding voor zijn opera Oresteia is componist Wim Laman te
rade gegaan bij de classicus J.P. Guépin, die hem inwijdde in de
filosofische en maatschappelijke achtergronden van Aischylos'
tweeënhalfduizend jaar oude tragedie. Wellicht had Laman er beter aan
gedaan daarnaast ook een dramaturg te raadplegen.
Die had hem kunnen vertellen dat een toneelstuk geen opera is; dat muziek de
taal als het ware oprekt en vergroot, zodat het zaak is de tekst bondig te
houden; en bovenal dat er in een opera iets dient te gebeuren.
De handeling van Agamemnon, het eerste bedrijf van de Oresteia, laat zich in
enkele woorden omschrijven: Agamemnon, koning van Argos, wordt bij terugkeer
uit de Trojaanse oorlog verwelkomd door zijn vrouw Klytaimnestra. Ondanks
waarschuwingen van de door hem als slavin meegevoerde koningsdochter
Kassandra, een zieneres, betreedt hij zijn paleis en wordt prompt vermoord
door zijn vrouw en haar minnaar Aigisthos, die de macht over Argos opeisen.
Het is een prachtig gegeven, maar als Laman er welgeteld vijfenvijftig
minuten over doet om het moment van het eerste conflict te bereiken
(onenigheid tussen Agamemnon en Klytaimnestra over het protocol), zinkt de
moed je toch wel in de schoenen bij het vooruitzicht op de volledige opera
die dit moet worden - een stuk dat, als de twee nog te componeren bedrijven
even lang zijn, welgeteld zes uur gaat duren.
Wat had een regisseur nog toe kunnen voegen aan de overigens eminente eerste
uitvoering, die vrijdagavond onder aanvoering van Ed Spanjaard gestalte kreeg
in het Concertgebouw? Agamemnon is eerder een ritus dan een opera, met zijn
plechtstatige, in oud-Grieks gezongen dialogen tussen de zes solisten en het
Groot Omroepkoor. De muziek heeft het primaat, en zo heeft de componist het
ook gewild.
De tonen rijgen zich aaneen in broeierige lange lijnen, gedragen door het
weefwerk van klanken dat opstijgt uit het Radio Symfonie Orkest. De mooie,
met zorg uitgestreken kleuren getuigen ervan dat deze opera met hartebloed
geschreven is. Alleen stroomt dat bloed onwaarschijnlijk traag, en is het
nogal eenzijdig van samenstelling.
Elk personage heeft zijn eigen 'modus' - zeg maar een toonschaal - waaruit
Laman zijn voortspinnende melodieën wint. De melodiek is archaïsch
en doet door de overmatige kwarten nogal Balkan-achtig aan. Harmonische
contrasten ontbreken vrijwel geheel. Als er al sprake is van spanningsopbouw
komt die veelal voort uit het geleidelijk aanzwellen van eenvoudige,
voortdurend herhaalde ritmische patronen. De primitiviteit is soms zo plat
dat ze doet denken aan de muziek van Carl Orff, dan weer van een ongenaakbaar
raffinement dat verwantschap vertoont met het werk van Louis Andriessen.
Dat deze Agamemnon niet in pure verveling verzandt is voornamelijk te danken
aan de zangers. Susan Narucki weet het eindeloze georeer van Kassandra toch
nog dramatische allure te geven. Mezzo Susan Bickley (Klytaimnestra) laat een
strak oude-muziek-geluid horen dat echter in kracht en expressie niet
onderdoet voor het weelderigste vibrato. Henk van Heijnsbergen (koorleider 2)
is een markante bas, die zijn collega's Harry Peeters (koorleider 1) en Omar
Ebrahim (Agamemnon) naar het tweede plan verwijst. En tenor William Lewis,
die in de eerste scène een nogal onopvallende 'wachter' zingt, maakt
in de laatste scène furore als Aigisthos.
Die laatste scène, met een lengte van nog geen tien minuten, biedt
bizar genoeg opeens opwindende, grillige en werkelijk theatrale muziek -
alsof de belofte dat dit een opera zou worden eindelijk wordt ingelost.
Jammer alleen dat we daar een kleine twee uur op hebben moeten wachten.
© Frits van der Waa 2006