de Volkskrant van 29-09-1997, Pagina 9, Kunst, recensie
Uitgebalanceerde karigheid à la Mondriaan
Project Jonge Componisten 1979, door het Nederlands Ballet Orkest
o.l.v. Zsolt Nagy; werk van Hamburg, Straesser, Kox en Zuidam door het
Nederlands Kamer Orkest o.l.v. Philippe Entremont. 25 en 26 september, Beurs
van Berlage, Amsterdam.
Er is weer een nieuwe muziekprijs aan het firmament verschenen, die in druk
een onbedoeld grappige ondertoon heeft: de NOG Jonge Componisten Prijs. Men
zou het kunnen opvatten als een aansporing om alvast een pensioenregeling te
treffen bij het verzekeringsbedrijf in kwestie.
Peter van Onna, de eerste winnaar, is van 1966 en hoeft zich dus nog even
niet druk te maken over de aanstormende ouderdom. Hij kreeg de prijs, een
bedrag van 7500 gulden voor zijn orkestwerk The Mondrian Equilibrium, dat
donderdag werd uitgevoerd in het jaarlijkse Project Jonge Componisten van het
Nederlands Ballet Orkest. De jury, bij monde van Jan Zekveld, loofde Van
Onna's vakmanschap en noemde hem 'een toonmeester in spe'.
Of iedereen zo onder de indruk was van Van Onna's compositie, die hij in
navolging van Mondriaan uit 'gepurificeerde constructie-elementen' heeft
opgebouwd, is nog maar de vraag. Het stuk heeft inderdaad dezelfde
uitgebalanceerde karigheid als een schilderij van Mondriaan. Maar het vergt
wel enige volharding om een kwartier lang naar zo'n schilderij te kijken. In
dat opzicht klopt de analogie ook.
Dan was, bijvoorbeeld, Tegenspraak van de 27-jarige Cynthie de Jong een stuk
korter en krachtiger. Net als in haar tijdens de Gaudeamusweek uitgevoerde
strijkkwartet drukt De Jong zich uit in een stekelig, vrij-atonaal idioom,
waarin ze de tonen op originele en hoogst doeltreffende wijze tegen elkaar in
het harnas jaagt. Zonder meer een veelbelovend componiste.
De NOG Stimuleringsprijs, een bedrag van 2500 gulden, bedoeld voor het 'meest
oorspronkelijke of spannende werk' werd niet ten onrechte toegekend aan
Caroline Berkenbosch, die met de curieuze, ietwat inefficiënte
drammerigheid van haar Monument 2 geruime tijd weet te boeien.
Piet-Jan van Rossum gaat verfijnder te werk in zijn Als een zin, een stuk
voor sopraan en orkest in vier delen, die, met uitzondering van het tweede,
een bijna aforistische lengte hebben. In dat ene tweede deel schept Van
Rossum uit ongelijksoortige brokjes klank toch een samenhangend en continu
geheel, waaraan sopraan Gerrie de Vries een klinkende bijdrage leverde. Het
vijfde stuk, Algos van de in Nederland werkende Griek Theodor Abazis, was het
meest toegankelijke, maar daarmee ook het minst verrassende
programma-onderdeel. Het Nederlands Ballet Orkest zette zich onder de
bezielende leiding van de Hongaar Zsolt Nagy voor alle vijf werken ten volle
in.
Vergeleken daarbij stelde de behandeling, die vier minder jonge Nederlandse
componisten in dezelfde Yakult Zaal ten deel viel, ietwat teleur. Philippe
Entremont is een kundig dirigent, en het Nederlands Kamer Orkest is ook niet
het eerste het beste strijkje, maar de ware geestdrift was ver te zoeken. Dat
lag ook aan de uitgevoerde werken, waarvan de overtuigingskracht - somber
vooruitzicht voor 'nog' jonge componisten - omgekeerd evenredig was met de
leeftijd van de maker. Het groezelige Tweede Celloconcert van Hans Kox (1930)
gaat gebukt onder een zwakke constructie en een overmaat aan passie; bij het
Chamber Concerto nr. 3 van Joep Straesser (1934) is het precies omgekeerd -
waarbij aangetekend moet worden dat het spel van fluitiste Eleonore Pameijer
een katalyserende uitwerking had op de verstandhouding tussen Entremont en de
musici. In Schuylkill, een aanvankelijk meeslepend, maar uiteindelijk wat
voortbordurend werk van Jeff Hamburg, die onlangs de kritische grens van 40
jaar is gepasseerd, wilde die chemische reactie maar niet op gang komen. Pas
in de Suite uit Freeze van Robert Zuidam, de jongste componist in dit
gezelschap van senioren, leek de spreuk 'De tijd gaat snel, gebruik haar wel'
- een advies dat componisten van alle generaties aangaat - op de juiste wijze
in klank gevat te zijn.
© Frits van der Waa 2006