de Volkskrant van 15-12-1997, Pagina 9, Kunst, recensie
Muziekdagen met gamelan en kinderconcert
Nederlandse Muziekdagen; concerten van 12-14 december. Muziekcentrum
Vredenburg Utrecht.
Het programma van de Nederlandse Muziekdagen 1997 mag in een gouden lijstje.
Het jaarlijkse festijn heeft nog nooit zo'n fraai, samenhangend en bovendien
behoorlijk goedbezocht overzicht van de Nederlandse muziek opgeleverd.
Programmeur Ton Hartsuiker was zelfs niet vergeten er een kinderconcert (met
Theo Loevendie's De Nachtegaal) tussen te stoppen.
De spil in dit festival was de in 1996 overleden Ton de Leeuw, als componist
en als leraar van een uitermate divers gezelschap - van de eveneens vorig
jaar overleden neoklassicus Tristan Keuris tot de eigenzinnige improvisator
Guus Janssen. Voorts was er het thema van de invloed van niet-westerse
muziek; ook dat ligt direct in de lijn van Ton de Leeuws gedachtengoed.
Daarnaast veel operamuziek en een aantal belangrijke werken uit het verleden.
Het enige wat ontbrak was de vooroorlogse Nederlandse muziek, voor een
keertje een heilzame omissie. Het oudste werk op het programma was de Tweede
Symfonie van Rudolf Escher uit 1958, een schitterend en ten onrechte zelden
gespeeld werk, dat een uitstekende uitvoering beleefde door het Radio
Filharmonisch Orkest onder Hans Vonk. Een heel anderssoortig, maar nog altijd
fris stuk uit vroeger tijd was de korte Mozart-pastiche uit de legendarische,
collectief gecomponeerde opera Reconstructie (1969). De koren uit Labyrint,
de opera die Peter Schat in de jaren 1960-65 componeerde, zijn nog altijd
imposant, maar toch wel erg gedateerd met al hun destijds noodzakelijk
geachte grensverleggerij.
Dan is de manier waarop Guus Janssen, Jan Rokus van Roosendael en Theo
Loevendie grenzen verleggen een stuk vruchtbaarder. Van Roosendael heeft de
invloed van de niet-westerse muiek geïntegreerd in een heldere stijl vol
over elkaar vallende ritmische patronen. Zijn orkestwerk Windows, uitgevoerd
door het Radio Kamer Orkest onder Peter Eötvös, is een van zijn
beste werken. Het gebeier aan het slot vindt een logisch vervolg in Carillon
voor het gamelan-ensemble Gending.
Loevendie is een uitermate kundig componist (wat weer eens bleek bij de
uitvoering van zijn Naima-suite), maar hij weet ook wat improviseren is en
heeft altijd een open oor voor muziek uit andere culturen gehad. Voor de
Afrikaanse djembé-speler Adama Dramé en het Nieuw Ensemble
schreef hij A Dramé, waarin de solopartij 'afgesproken' in plaats van
opgeschreven moest worden. Het korte stuk had zo'n succes dat het
gedeeltelijk herhaald werd, waarbij ook de genoteerde noten flexibeler bleken
dan normaal.
Guus Janssens Hong was een van de hoogtepunten van het festival, evenals zijn
Verstelwerk (beide stukken zijn al eerder besproken in De Volkskrant). Louis
Andriessen, al jaren nummer één op de hitlijst van Nederlandse
componisten, was van de partij met een geruchtmakende, speciaal voor het
festival samengestelde suite uit zijn opera Rosa, waarin dirigent Micha Hamel
het Orkest van het Sweelinck Conservatorium tot topprestaties bracht.
Het werk in de categorie 'premières' vertoonde weinig uitschieters.
Robin de Raaffs combineert in zijn Fluitconcert een solide ondergrond van
basnoten met een bovenlaag van grauwe erwten. Maarten van Norden doet Brahms
en Mozart na in zijn pianotrio Bring in da fonk en voegt daar het zijne aan
toe, maar het geheel overtuigt niet. Avalanche van Hans Koolmees heeft een
prachtig begin en een schitterend slot. Daartussenin geeft hij op ietwat
eenzijdige wijze blijk van een eigen stijl. De grootste verrassing kwam van
Klaas ten Holt, die delen uit zijn opera Tamerlan bewerkte tot een weliswaar
brokkelige, maar uiterst geraffineerd georkestreerde suite.
Hartsuiker heeft als geen ander voor hem laten horen dat er in Nederland
werkelijk eersterangsmuziek geschreven wordt. Misschien geen gek idee om hem
in komende jaren nog eens een serie Muziekdagen te laten bedenken.
© Frits van der Waa 2006