de Volkskrant van 07-02-1998, Pagina 11, Kunst, recensie
Jan van Vlijmen
maakt stekelige
Schönberg vrolijk
Schönberg en Rihm, door het Nederlands Blazers Ensemble o.l.v.
Reinbert de Leeuw. 4 februari, De Doelen, Rotterdam.
Na zich pas nog verdiept te hebben in de verdiensten van de neo-tonale muziek
is het Nederlands Blazers Ensemble deze week teruggekeerd naar de wortels van
de twaalftoonsmuziek. Het is 75 jaar geleden dat Arnold Schönberg zijn
Pianosuite op. 25 voltooide. Het was het eerste werk dat volledig berustte op
de twaalftoonstechniek. De nieuwe methode, waarmee Schönberg de door
hemzelf ontketende wetteloosheid wist te beteugelen, zou het verloop van de
muziekgeschiedenis ingrijpend beïnvloeden.
Het Blazers Ensemble heeft Jan van Vlijmen uitgenodigd het werk te
versleutelen tot een ensemblestuk. Een bijzonder goede ingeving, zo bleek bij
de première. Schönberg, toch al niet een makkelijk te doorgronden
componist, is op zijn ontoegankelijkst wanneer hij voor piano schrijft. De
muziek doet niets met de speciale kwaliteiten van het instrument, en het
instrument doet niets voor de speciale kwaliteiten van de muziek. Zelfs in
handen van een meesterpianist blijft Opus 25 als een bos prikkeldraad.
Maar in Van Vlijmens bewerking voor dubbelblaaskwintet en contrabas ontpopt
deze stekelige compositie zich opeens tot een vriendelijk, ja zelfs vrolijk
werk. De grillige, snelle ritmes en de vervlechting van springerige lijnen
die op een piano zo lastig te realiseren zijn krijgen onder handen van de
blazers kleur, dynamisch raffinement en transparantie - en daarmee logica en
expressiviteit. Niet dat je nu daardoor in staat gesteld wordt de
twaalftoonsreeksen te volgen (wat trouwens een even dorre benadering is als
het 'analytisch' beluisteren van gewone, tonale muziek), maar er doemt wel
een duidelijk hoorbaar verband op tussen telkens weerkerende 'gestalten'. De
tot in alle nuances aangescherpte directie van Reinbert de Leeuw droeg daar
uiteraard het hare toe bij.
Verscheidene Nederlandse componisten hebben zich de afgelopen tien jaar met
succes gewaagd aan bewerkingen van Schönberg en zijn leerlingen, maar
onder hen zijn er maar weinig die zo'n verrassend en onthullend nieuw licht
op het origineel werpen. Verplichte kost, voor wie van Schönberg houdt
én voor wie er niet van denkt te houden.
Het Blaaskwintet op. 26 is dankzij de al in de bezetting aanwezige
kleurschakeringen een aangenamer werk dan zijn voorganger (de pianoversie,
wel te verstaan), maar heeft niettemin iets van een duurproef. Schönberg
slaagt er weliswaar in om met zijn nieuwe techniek een tijdsspanne van een
half uur te overbruggen, maar door zijn neiging de tonen tot het uiterste te
exploiteren ontstaat er een dichtgekitte muziek, waarin de drang naar
differentiatie paradoxaal genoeg tot een zekere gelijkvormigheid leidt.
Als eigentijdse tegenhanger van Schönbergs werk stond Gejagte Form van
Wolfgang Rihm op het programma. In dit werk voor ruim twintig musici uit 1996
is de gespannen verhouding tussen stilstand en beweging juist tot
uitgangspunt verheven. Rihms benadering is in zekere zin diametraal
tegenovergesteld aan die van Schönberg. Hij gaat in eerste instantie
intuïtief te werk. Toch heeft het resultaat een zekere verwantschap, in
zijn gespannen streven naar expressie. In Gejagte Form komen de
ontwikkelingen steeds voort uit bezwerende, schijnbaar statische
onderstromen, wat ten slotte uitmondt in een door trommen opgezweepte eruptie
van koperblazers. Hoewel met name dat aanzwellend slagwerk een wel heel
eenvoudige truc is overtuigt Rihm toch door zijn excellente beheersing van de
klank. En des te aardiger is het dat hij ook de vertrouwde drieklank - waar
Schönberg een soort van taboe op had uitgevaardigd - een
vanzelfsprekende plaats weet te geven in een overigens uitgesproken
dissonante omgeving.
© Frits van der Waa 2006