de Volkskrant van 23-03-1998, Pagina 9, Kunst, recensie
Ook bij volkswijsje wijkt Tüür van het tonale pad
Werk van Szymanski, Bryars, Tüür en Vasks. door het Radio
Kamerorkest o.l.v. Lev Markiz. 20 maart, Muziekcentrum Vredenburg,
Utrecht.
Er zijn van die instrumentencombinaties die het goed doen voor bepaalde
muziek. Componisten met een voorliefde voor snijdende dissonanten kunnen goed
terecht bij een saxofoonkwartet. Omgekeerd is de zoete, versmolten klank van
een strijkersensemble een geknipt voertuig voor harmonieuzer tooncombinaties.
Het is dan ook geen wonder dat componisten van neotonale muziek - en dan
speciaal degenen onder hen die streven naar het verklanken van gevoelens -
een duidelijke voorliefde voor dit medium aan de dag leggen.
Achter het voormalige IJzeren Gordijn wemelt het van de gevoelens. En anders
dan de meeste van hun westerse collega's laten de componisten aldaar ze de
vrije loop, zo bleek tijdens de derde aflevering van Klap op de Drieklank, de
achtdelige concertserie van NPS, VPRO en Muziekcentrum Vredenburg. Onder
leiding van Lev Markiz ontvouwde het Radio Kamerorkest menig zingend,
zinderend, uit ruisende consonanten geknoopt klanktapijt.
Een van de interessante aspecten van de neotonale muziek is dat de in de
afgelopen eeuw bevochten emancipatie van de dissonant er niet aan
voorbijgegaan is. In de neotonale praktijk zijn alle tonen van een 'gewone'
toonladder te combineren tot harmonische akkoorden. In deze context worden
intervallen als de overmatige kwart en de grote secunde, die een eeuw geleden
nog om een oplossing vroegen, ervaren als zelfstandige, goed klinkende
samenklanken. Wat ook iets zegt over de mate waarin onze oren zijn
meegeëvolueerd met het muzikale idioom.
Er valt dus ook in het tonale domein nog altijd nieuw terrein te ontginnen.
Maar uiteindelijk staat of valt elk muziekstuk met de technische en creatieve
vermogens van de componist. Wat het eerste betreft zit het meestal wel goed,
maar als het op scheppen aankomt wil het nog wel eens tegenvallen.
Zo is het celloconcert Farewell to Philosophy van Gavin Bryars, de enige
West-Europese compositie van dit programma, niet meer dan een façade
van verglijdende, quasi-romantische akkoorden en dito gekwispel in de
cellopartij waarachter een schrikbarende inhoudsloosheid schuilgaat. Dan is
de Sonata voor strijkers en percussie van de Pool Pawel Szymanski ten minste
nog een onderhoudend stuk, met zijn voortdurende afwisseling tussen kaalslag
en energieke klankwemelingen. Maar het harmonisch raamwerk dat er doorheen
schemert maakt duidelijk dat dit werk niet meer is dan een met
twintigste-eeuwse technieken opgeluisterd derivaat van een Vivaldi-concert.
Markiz, toch een dirigent die in staat is de ziel van een stuk bloot te
leggen, bereikte met het Radio Kamerorkest minder gloedvolle resultaten dan
met Nieuw Sinfonietta Amsterdam, waarvan hij tot voor kort chefdirigent was.
Het meest pakkende werk van het programma, Insula Deserta van de Est
Erkki-Sven Tüür, was ook het kortste, met een lengte van amper tien
minuten. Tüürs thuisbasis is ondubbelzinnig tonaal, maar hij waagt
zich herhaaldelijk buiten de geijkte paden. Glissandi en clusterige,
dissonante akkoorden houden de spanning erin. Maar ook als Tüür een
soort volkswijsje componeert, weet hij zelfs de gewone toonladder een
verrassende draai te geven.
In de strijkerssymfonie Balsis van de Letse componist Peteris Vasks is aan
grote gevoelens geen gebrek, al zit er ook een dosis nationalistisch
sentiment bij, die sommige passages wat larmoyant maakt, terwijl andere te
opzichtig illustratief aandoen. Maar Vasks weet wel hoe hij de boog een half
uur lang gespannen moet houden, en ook hij maakt bij vlagen vruchtbaar
gebruik van moderne geruisen en dissonanten.
Toch had dit programma niet de vitaliteit en de frisheid van de eerste
aflevering van de Klap. De evocatieve uitwerking van één
enkele, lange, uit het niets aanzwellende toon gaat al snel teloor, zeker als
het foefje in elk stuk weerkeert. Wat mij betreft had ik deze vier werken
graag geruild voor, laten we zeggen, het Adagio van Barber - een stuk dat er
ten minste recht voor uitkomt dat het zwijmelmuziek is.
© Frits van der Waa 2006